Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

Integriteit

Samensteller: Adri Rademaker

Referent: Gabriël van den Brink

Laatst gewijzigd: 11 oktober 2013

Politiële integriteit kan worden omschreven als handelen in overeenstemming met de geldende morele waarden, normen en regels voor de politie (vrij naar Van Tankeren, 2012: 393). Uit de toevoeging geldende blijkt dat integriteit geen statisch begrip is, maar gebonden aan tijd en context. Zo ging in de 16e eeuw op het platteland een deel van de opgelegde bekeuringen naar de schout, die er zijn inkomen mee aanvulde. Ook was het niet ongebruikelijk dat schoutdienaren, zoals in Delft en Amsterdam, vergunning hadden om in hun woning bordeel te houden. Zo leefden zij gedeeltelijk van inkomsten uit prostitutie, terwijl ze er tegelijkertijd toezicht op hielden (Breukers, Het Juvenalis-Dilemma: 3-4). Dat was toen, in die tijd en binnen die context, volstrekt normaal; vandaag de dag zouden wij dergelijke praktijken als een grove schending van de integriteit beschouwen.

Het thema integriteit van de overheid kwam hoog op de agenda in 1992, toen minister Dales van Binnenlandse Zaken in een toespraak voor het congres van de VNG stelde: “De overheid is óf wel óf niet integer. Een beetje integer kan niet.” Hoewel velen meenden dat deze uitspraak enige nuancering behoefde, werd algemeen erkend dat aantasting van de integriteit van de overheid leidt tot minder vertrouwen in de overheid en, op den duur, de fundamenten van de rechtsstaat aantast.Integriteit is sindsdien niet meer van de agenda verdwenen, ook niet binnen de politie. Er werden en worden voorlichtings- en studiedagen georganiseerd in de korpsen, er wordt aandacht aan besteed tijdens vormingsdagen en integriteit is onderdeel van de opleidingen aan de Politieacademie. In 2007 werd Code Blauw, de beroepscode voor Politie Nederland, vastgesteld door, toen nog, de Raad van Hoofdcommissarissen. De code beschrijft de waarden die de basis vormen voor de algemene beginselen van integriteit. In 2010 verscheen in opdracht van de Raad van Korpschefs het Beleidskader Integriteit Politie. Hierin wordt integriteit gepositioneerd als richtbegrip. Dat wil zeggen dat niet het geheel aan regels en voorschriften allesbepalend is bij beoordeling van gedrag, maar dat de context en de discretionaire ruimte van de professional in de desbetreffende situatie eveneens in de afwegingen dienen te worden betrokken. Vanaf 1 januari 2013, ‘dag 1’ van de Nationale Politie, is integriteit kernwaarde - tezamen met betrouwbaar, moedig en verbindend.

De continue aandacht voor integriteit heeft ertoe geleid dat - naast ‘rechtstatelijk of juridisch handelen’ - interne en externe omgangsvormen, alsmede onderlinge bejegening, bespreekbaar werden binnen de politie. De ruime aandacht voor integriteit heeft echter ook een keerzijde. Het heeft ook geleid tot integriteitsmoeheid en integritisme - het verschijnsel dat over integriteit vooral in moraliserende termen (goed en fout) wordt gesproken - waardoor mensen zich al snel in de verdediging gedrukt voelen. Integritisme is daarnaast ook het gevolg van het te pas maar vooral te onpas gebruiken van de term integriteit bij het kwalificeren van gedrag (Huberts, 2012: 23-24). Desondanks is het noodzakelijk om het gesprek over integriteit te blijven voeren. Niet in moraliserende termen, maar om onszelf en elkaar scherp te houden. Juist omdat integriteit geen statisch begrip is, waarvan de grenzen altijd even scherp af te bakenen zijn, maar omdat opvattingen over hetgeen integer is, wijzigen als gevolg van veranderingen in tijd en context.

Verder lezen

Berends, Basya, Marja Visser en Krijn Korver (2010). Beleidskader integriteit. Landelijk programma HRM Politie.

Heuvel van den, J.H.J., L.W.J.C. Huberts en E.R. Muller (eds) (2012). Integriteit: Integriteit en integriteitbeleid in Nederland. Deventer: Kluwer. Hieruit:Hoofdstuk 1. L.W.J.C. Huberts, Visies op integriteit, pp. 21-37. Hoofdstuk 2. A.W. Musschenga, Begripsanalyse integriteit, pp. 39-53. Hoofdstuk 3. P. van Tongeren, Integriteit als deugd, pp. 55-67. Hoofdstuk 4. M. Hoenderboom, T. Kerkhoff, R. Kroeze en P. Wagenaar, Integriteit in historisch perspectief, pp. 69-84. Hoofdstuk 13. L. Heres, Leiderschap en integriteit, pp. 265-281. Hoofdstuk 16. J. Maesschalck, Integriteitstrainingen pp. 325-346. Hoofdstuk 19. M.H.M. van Tankeren, Integriteit in de politieorganisatie pp. 391-416. 

Adviescommissie politie en integriteit (2007). Code Blauw: beroepscode politie Nederland.

Eveneens lezenswaard

Breukers, J.M. Het Juvenalis-Dilemma.

Beers, Paul van (eindred.) (2001). Frans Denkers' Moreel Kompas van de politie. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken.

Vijver, Kees van den en Frits Vlek (eds) (2006). De legitimiteit van de politie onder druk? Beschouwingen over grondslagen en ontwikkelingen van legitimiteit en legitimiteitstoekenning. Den Haag: Politie en Wetenschap. Hieruit: Hoofdstuk 4. Gabriël van den Brink, Politie en gezag: historisch pleidooi voor een moderne benadering, pp. 222-247.

Links

Lees ook meer over dit thema op PKN, bij het onderwerp Integriteit