Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

De jeugdtaak binnen gebiedsgebonden politiezorg

Samenstellers: Betty Perridon-Meijer en Rik Oude Egberink

Referent: Eric Bervoets

Laatst gewijzigd: 12 augustus 2013

Vanaf begin jaren tachtig steeg het percentage minderjarigen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar die door de politie werden gehoord. Het aantal jeugdige verdachten die betrokken waren bij geweldsmisdrijven, groeide eveneens. In 1994 verscheen Met de neus op de feiten, van de Commissie-Van Montfrans. Hierin werd gepleit voor een intensieve en brede aanpak van de jeugdcriminaliteit, met als kernbegrippen: 'vroegtijdig, snel en consequent'. Deze begrippen werden uitgewerkt in Visie op politiële jeugdzorg (1997), dat de aanzet gaf tot de ontwikkeling van de politiële jeugdtaak. Deze heeft als uitgangspunt 'voorkomen is beter dan genezen' en bevat drie elementen: preventie, signaleren en doorverwijzen, en repressie.Sinds de nota Vasthoudend en Effectief (2002) richten beleidsmakers in Nederland zich vooral op een gezamenlijke aanpak van jeugdcriminaliteit, waarbij het gedrag van de jongeren en het toepassen van erkende gedragsinterventies een grote rol spelen. Dit komt ook tot uiting in het Actieprogramma ‘Jeugd Terecht’ dat het kabinet Balkenende II in 2002 presenteerde. De belangrijkste aandachtspunten zijn een meer gerichte aanpak in de opsporingsfase, snel en samenhangend reageren, effectief straffen en het versterken van de resocialisatie.

Het voorkómen van jeugdcriminaliteit door proactieve en preventieve maatregelen en het snel en consequent handelen na een delict om verder afglijden tegen te gaan, vereisen een probleemgerichte en integrale aanpak, samen met partijen in de zorg- en in de justitiële keten. De veelheid aan beleidsmaatregelen leidde echter tot uitvoeringsdrukte: veel partijen die betrokken zijn bij jeugdproblematiek. Met als onbedoeld gevolg veelal gebrek aan afstemming en veel langs elkaar heen werken. Desondanks ontstonden er ook netwerken waarin afstemming en coördinatie wel plaatsvindt. Twee belangrijke zijn in dit verband de samenwerking tussen politie en partners in het Veiligheidshuis en in ZSM-Jeugd (voorheen Justitieel Casusoverleg). Daarnaast zijn er op lokaal niveau verschillende overlegvormen tussen de politie (wijkagent en/of jeugdagent) en partners als jeugdwerk, gemeente, scholen, jeugdzorg en jeugdhulpverlening.

Bij jongeren die de grenzen van het toegestane opzoeken of reeds overschreden hebben, krijgt kennen en gekend worden een extra dimensie: uit de anonimiteit halen, zodat zij zich niet kunnen verschuilen binnen de groepen waartoe zij behoren. Daarnaast zijn er sinds enkele jaren twee belangrijke instrumenten in het kader van signaleren en adviseren:

  • het werkproces vroegsignaleren en doorverwijzen, ontwikkeld samen met Bureau Jeugdzorg, voor 12-minners die een delict hebben gepleegd of waarover de politie zich zorgen maakt;
  • de Shortlist Groepscriminaliteit, met behulp waarvan de politie jeugdgroepen in kaart brengt en onderverdeelt in hinderlijk, overlastgevend en crimineel. In het Actieprogramma Criminele jeugdgroepen wordt een aanpak bepleit waarin bij alle typen groepen meer dan alleen strafrecht wordt ingezet. De nadruk ligt daarmee sterk op nazorg en vroegsignaleren.

De vraag in hoeverre de inspanningen van politie en partners bijdragen aan het terugdringen van jeugdcriminaliteit is niet eenvoudig te beantwoorden. Het percentage minderjarige verdachten en jongvolwassenen (tot 24 jaar) is de afgelopen jaren gedaald, maar daar zijn uiteraard ook andere factoren of oorzaken voor aan te wijzen.

Verder lezen

Weijers, I. en C. Eliaerts (2008). Jeugdcriminologie. Achtergronden van jeugdcriminaliteit. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Hieruit: Hoofdstuk 7. Andrea G. Donker en Anne-Marie Slotboom, Adolescentie en delinquentie, pp. 91-108. Hoofdstuk 14. Henk Ferwerda en Balthazar Beke, Jeugdgroepen - van rondhangen tot bendevorming, pp. 223-236.

Wijk, A.Ph., van en E.J.A. Bervoets (red.) (2007). Politie en Jeugd. Inleiding voor de praktijk. Apeldoorn: Politieacademie Onderzoeksreeks nr. 20. Hieruit: Hoofdstuk 1. Leen Diepenhorst en Martin Sitalsing, De politiële jeugdtaak, pp. 11-19, Hoofdstuk 12. Jacqueline Wientjes en Raymond de Kemp, Risicofactoren voor delinquent gedrag, pp. 189-202. Hoofdstuk 18. Ronald van der Wal, Politie en jeugd: een historisch overzicht, pp. 281-300. Hoofdstuk 21. Eric Bervoets en Desiree Visser, Wijkagenten en jeugdproblematiek. Sociale makelaardij, doorpakken en straatexperimenten, pp. 331-346.

Eveneens lezenswaard

Ferwerda, H. (2009). Shortlistmethodiek in 7 stappen: onderdeel van het Masterplan jeugdgroepen Nederlandse Politie. Arnhem: Bureau Beke, 2e druk.

Bervoets, E.J.A. (2012). Vlindermessen en djonko’s: jeugdcriminaliteit, hangjongeren en een praktijkverhaal uit West. Den Haag: Boom Lemma. Hieruit: Hoofdstuk 2. Aanpak jeugdcriminaliteit: de laatste mode, pp. 23-49. Hoofdstuk 3. Kijk op jeugdgroepen, pp. 51-76.

Jonkman, H., R. Boers, B. van Dijk en M. Rietveld (2006). Wijken gewogen: Gedrag van jongeren in kaart gebracht. Hieruit: Hoofdstuk 1. Het sociaal ontwikkelingsmodel: de theorie van de drie O’s. pp. 9-28.

Wijk, A.Ph., van en E.J.A. Bervoets (red.) (2007). Politie en Jeugd. Inleiding voor de praktijk. Apeldoorn: Politieacademie Onderzoeksreeks nr. 20. Hieruit: Hoofdstuk 23. Ido Weijers, Pedagogische aspecten van de politiële jeugdtaak, pp. 365-376.

Beke, B., H. Ferwerda, E. Van der Torre en E. Bervoets (2013). Jeugdgroepen en geweld. Van signalering naar aanpak. Hieruit: Hoofdstuk 10.4. Concrete benadering van gewelddadige jeugdgroepen, pp. 137-140. Programma Politiële Jeugdtaak (2012). "Politiële Jeugdtaak - Onder architectuur"

Links

www.hetccv.nl thema websites over jeugdcriminaliteit, jeugdgroepen en jeugdbuurt bemiddeling.

Lees ook meer over dit thema op PKN, bij het onderwerp Politiële jeugdtaak