Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

Een vernieuwde opsporing kán de rechtsgelijkheid vergroten (maar dat is niet zeker…)

Plaatsingsdatum:

Laatste update: 16-9-2019 11:38

Op 1 september begint er in opdracht van minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid een onderzoek naar een van de grote heikele thema’s in het strafrecht. Op verzoek van de Tweede Kamer laat de minister uitzoeken in welke mate er sprake is van rechtsongelijkheid. Op basis van onderzoek uit het verleden is duidelijk dat rechters en officieren van justitie de zoon van een notaris die in de fout is gegaan meestal zachter aanpakken dan die van een laagopgeleide migrant. Je zou hopen dat deze bias veel minder is geworden. Maar eerlijk gezegd denk ik dat vooroordelen hardnekkig zijn. Niet alleen bij mensen die in de strafrechtketen werken overigens, maar bijvoorbeeld ook bij leerkrachten. Dat zie je terug in de schooladviezen bij de keuze voor het middelbaar onderwijs. Kinderen van laagopgeleide migranten krijgen van (ongetwijfeld goedbedoelende) leraren veel vaker te horen dat de havo of vwo te hoog voor ze is gegrepen, dan die van hoogopgeleide ouders met ongeveer dezelfde citoscores. Het onderzoek naar rechtsongelijkheid zal leiden tot een discussie over de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat verdachten echt gelijk behandeld worden.

In het kader van de vernieuwing van de opsporing zou ik ook het perspectief van het slachtoffer willen belichten. Hoe bevorderen we dat iedereen in gelijke mate toegang heeft tot het recht? Ik geloof dat de grote technologische sprongen voorwaarts die we aan het maken zijn daarbij in principe zouden kunnen helpen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de Opsporingsapp waar ik in mijn vorige column over schreef en aan de whatsappgroepen van buurtbewoners die aan ons en elkaar meldingen van overlast en criminaliteit doorgeven. De kracht van de nieuwe apps is dat ze laagdrempelig zijn. Met een paar klikken is een melding gedaan, of (in het geval van de Opsporingsapp) bewijsmateriaal aan een dossier toegevoegd. Maar we moeten anderzijds waken voor de illusie dat dit genoeg is. Het grote gevaar is namelijk dat alle innovaties in de eerste plaats door de mondige en goed opgeleide burgers gebruikt gaan worden. Mensen die de weg weten in onze digitale wereld, of bijvoorbeeld het geld hebben om voor hun fiets of auto een GPS-trackingssysteem aan te schaffen, waardoor ze de politie precies kunnen vertellen waar hun gestolen fiets of auto is gelokaliseerd.

Als politie zijn we er voor iedereen. De uitdaging wordt dus ervoor te zorgen dat alle slachtoffers van de technologisch vernieuwing profiteren. Dat er straks in het strafrecht geen digitaal snel-loket voor welgestelden bestaat. Dat betekent bijvoorbeeld dat we de huidige targets en prestatie-indicatoren minder ons werk moeten laten bepalen. Die maken het immers verleidelijk achter zaken aan te gaan waarvan het dossier door particulieren of bedrijven als hapklare brokken worden aangeleverd. Onze ambitie er voor alle burgers te zijn, kan dan worden waargemaakt door meer tijd en aandacht te geven aan de minder zelfredzame burgers die het slachtoffer van criminaliteit worden.

Heeft u ideeën over hoe we met een vernieuwde opsporing de rechtsgelijkheid kunnen vergroten? Mail ze de komende vakantieweken naar: kwaliteitopsporing@politie.nl

Columnist van dienst: Wim van Amerongen
Programmadirecteur Toekomstbestendig Opsporen en Vervolgen

 

Trefwoorden