Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

De plicht om hardop te denken over privacy (in een wereld waarin het onderscheid tussen de privé- en publieke wereld vervaagt)

Plaatsingsdatum:

Laatste update: 26-10-2017 15:21

​Ik wil beginnen met een disclaimer die ik het liefst met reuze letters boven en onder deze column zou willen afdrukken. Wat in deze column volgt is geen plan en geen mening. Het is slechts een voorstel om hardop te denken over een kwestie die de komende jaren onvermijdelijk op ons afkomt. Het gaat om een van de meest gevoelige onderwerpen in de relatie met de burger: de privacy. De vraag waarmee ik worstel is of de manier waarop  we onderscheid maken tussen de privacy-regels voor het privé- en het publieke domein wel van deze tijd is.

Nog niet zo heel lang geleden was dat onderscheid volkomen logisch en duidelijk. Binnen de muren van je eigen huis heb je een grote vrijheid in wat je doet, vindt, hoe je je kleedt en hoe je je gedraagt. We vinden het onaangenaam als de overheid daarbij meekijkt. Het grote schrikbeeld was de wereld die George Orwell in zijn dystopische roman 1984 schetste. In elk huis stond een telescreen waarop je niet alleen beelden kon zien, maar die jou ook in elke hoek van je kamer bespiedde en afluisterde. In de publieke ruimte is de overheid tegenwoordig (onder voorwaarden) veel meer toegestaan. Er mogen camera’s worden geplaatst. Er mag worden geregistreerd wat je zegt. De regels waarbij we in de opsporing mee te maken hebben, gaan uit van dit klassieke onderscheid. Je mag als recherche niet zomaar een huis binnen lopen en daar telefoons, papieren en computers in beslag nemen. Je mag als overheid niet zomaar meeluisteren naar wat er binnenskamers gezegd wordt, of in de werk- en slaapkamers. Natuurlijk is het niet zo dat de handen van opspoorders helemaal op de rug zijn gebonden. Maar bij alles wat ze doen gelden strikte regels, is toestemming nodig van de rechter-commissaris, enzovoort.

Maar wat doe je met die regels in een wereld waarin het onderscheid tussen het privé- en het publieke domein in elkaar vervloeien? Het denken daarover is nog nauwelijks begonnen. Ik verbaas me dagelijks over de burger die zich aan de ene kant zorgen maakt over manier waarop de overheid met onze privacy omgaat en anderzijds achteloos cookies accepteert waardoor bedrijven precies kunnen volgen welke website ze bezoeken. De telescreens van Orwell staan in ons huis in de vorm van laptops en dragen we met ons mee in de vorm van smartphones. De overheid hoeft de nieuwe versies niet eens op te dringen, zoals in het boek van Orwell. We staan er voor de in de rij voor de Apple-store. Anno 2017 begeven we ons vanuit ons privédomein op het World Wide Web. En in het publieke domein dragen we telefoons vol met data uit onze privéwereld. Onze agenda’s. Foto’s. Correspondentie. Adressen en contacten.
Dit alles gaat onvermijdelijk, en in de niet eens zo verre toekomst, gevolgen hebben voor de privacyregels. Juist daarom stel ik voor dat we bij het toekomstbestendig maken van de opsporing hardop gaan nadenken over wat die gevolgen kunnen zijn. Ik vind het zelfs onze plicht. Al was het alleen maar om te voorkomen dat naar aanleiding van een crisissituatie (een aanslag, een verdwijning) in de paniek door gaan schieten waarbij we meer van onze privacy en vrijheid verliezen, dan ons lief is.

Denk u hardop mee? Mail: kwaliteitopsporing@politieacademie.nl

Columnist van dienst: Charles Wiegant
Programmadirecteur Herijking Opsporing en Vervolging van het Openbaar Ministerie

Trefwoorden
Charles Wiegant