Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

50. Terugblik en toekomst

Terugkijkend op anderhalve eeuw geschiedenis van de Nederlandse politie valt op hoeveel er is gevochten over wie er nu eigenlijk de baas is over de politie. De uitspraak van de Commissie-Langemeijer: “Het heeft wel eens de schijn alsof het politieapparaat wordt doodgedrukt in een strijd om de macht over de politie”, lijkt ook vandaag de dag niets van zijn actualiteit te hebben verloren. Zo moest Nederland honderd jaar wachten, vanaf de oprichting van de Rijksveldwacht in 1856, op een Politiewet die in 1957 het licht zag. De discussie of Nederland een burgerlijk dan wel militair rijkspolitiekorps moest krijgen duurde tot aan de Tweede Wereldoorlog waarna het zogenaamde rijkspolitievraagstuk door de Duitsers van tafel werd geveegd met drie reorganisaties.

De door velen verafschuwde dualiteit van het Nederlandse politieapparaat, in de vorm van een naast elkaar bestaande gedrocht van rijks- en gemeentepolitie, werd na de Tweede Wereldoorlog net zo gemakkelijk weer ingevoerd. Aan de basis van deze dualiteit lag het feit dat de Nederlandse politie drie taken had, te weten: handhaving van de openbare orde, het opsporen van strafbare feiten en het hulp verlenen aan iedereen die dat nodig had. De minister van Binnenlandse Zaken vond dat de handhaving van de openbare orde de zaak van zijn ministerie was en de minister van Justitie vond hetzelfde van het opsporen van strafbare feiten. De zeggenschap over de politie moest dus gedeeld worden. Geen van de beide ministeries mocht teveel macht krijgen over de politie, want daarin school het gevaar voor een mogelijke politiestaat. Nederland als een mogelijke politiestaat was ondenkbaar en daarom was deze deling van het allergrootste belang en waren de rechten en vrijheden van de burger het beste gegarandeerd, evenals het voortbestaan van de democratische staat. De nadelen die aan die dualiteit kleefden, vooral het permanente gevecht om de zeggenschap tussen Justitie en Binnenlandse Zaken, werden daarom op de koop toegenomen. Dat de belastingbetaler wellicht beter af zou zijn met een meer nationale politie raakte zo op de achtergrond.

Het kon echter niet uitblijven dat de politie op keiharde wijze met de enorme naoorlogse veranderingen geconfronteerd zou worden. Burgers werden steeds mondiger en eisten wat zij als hun individuele recht(en) beschouwden. Vanaf het eind van de jaren zestig leken de zaken alleen nog maar sneller te gaan. Drugshandel stuwde de criminaliteit tot grote hoogte en het gevoel van onveiligheid bij de burger nam toe. Terrorisme in een aantal zeer verschillende verschijningsvormen moest ook worden bestreden. De integratie van allochtonen, veelal met een islamitische achtergrond, bleek moeizaam te gaan, wat weer tot onbehagen leidde.

Al met al zijn dit uitdagingen die, in de geschiedenis van de Nederlandse politie, zijn weerga niet kennen. Uiteraard probeert men binnen politie en overheid prioriteiten te benoemen. Een daarvan is de verdere reorganisatie van de Nederlandse politie. De regiopolitie moet nationale politie worden. Het huidige plan is het aantal regio’s terug te brengen tot tien en één chef van de Nederlandse politie aan te stellen. Belangrijkste gedachte achter dit alles is dat een verdere schaalvergroting meer slagkracht zou geven. Het is natuurlijk maar de vraag of dat voldoende zal zijn met het oog op de zich steeds sneller voltrekkende globalisering en de mobiliteit van de moderne mens. De doemdenker zal wellicht stellen dat het dweilen met een open kraan is en dat het reorganiseren van de politie en het invoeren van nieuwe technische middelen slechts een druppel op de gloeiende plaat is.

Dat alles neemt niet weg dat politiemensen zich steeds zullen moeten ijken en herijken met betrekking tot hun efficiëntie. Wat zijn “best practices” en zijn die bijvoorbeeld in andere landen te vinden. Ook de opleiding van politiemensen zal van steeds groter belang worden, kennis is immers macht. De rol van de Politieacademie hier in is cruciaal, zij zal
moeten peilen waar behoefte aan is binnen de (nationale)politie en er haar onderwijsprogramma op moeten aanpassen. In deze heel sterk op de toekomst gerichte visie is het ook noodzakelijk om af en toe eens terug te blikken want in het verleden zijn veel “best practices” terug te vinden en het kan verhinderen dat het wiel opnieuw wordt uitgevonden. De omgeving waarin het politiewerk wordt gedaan is dan wel steeds aan verandering onderhevig, maar veel van wat honderd jaar geleden voor een politieman gold is vandaag de dag nog steeds van toepassing. Het meer dan een eeuw oude motto van minister van Justitie A. Modderman: “Verbeter U zelf” is zeker nog niet rijp voor de prullenbak. Zij die over de politie gaan is daarom veel wijsheid toegewenst.

Politie embleem