Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

43. Herbezinning op het politievak

De snelle veranderingen in de samenleving hadden al in de jaren zestig geleid tot nadenken over wat nu de hoofdtaken van de politie in Nederland waren. Vooral bij jongere leidinggevenden binnen het politieapparaat was er een behoefte aan herbezinning. Eind 1978 verscheen het rapport Politie in verandering. De reden voor dit rapport en het onderzoek dat eraan voorafging was dat de bewindslieden op Justitie en Binnenlandse Zaken allerlei problemen zagen waar het om de sterkte en de formatie van de Nederlandse politie ging. Kortom, het ging om de vraag hoeveel politie er in een bepaald gebied of gemeente moest zijn en waarom

dan wel. Het spreekt voor zich dat dit erop neer kwam wie of wat het meeste geld zou krijgen. De grote steden waar de criminaliteit snel toenam of naar het korps Rijkspolitie dat op het platteland werkzaam was. Een netelige vraag die nog eens moeilijker werd gemaakt door het duale politiesysteem.

De makers van het rapport waren vooral politiemannen uit grotere gemeentelijke korpsen. Drie van hen zouden het later tot hoofdcommissaris schoppen, dit waren: M. Straver, E. Nordholt en J. Wiarda. De conclusies van het rapport logen er niet om. Er werden grote twijfels geuit of het allemaal wel zo zinvol was de politie uit te breiden omdat dit helemaal geen garantie was voor het terugdringen van de criminaliteit en ook geen antwoord was op de problemen van een moderne maatschappij. Nee, er moest veel meer aandacht komen voor wat de politie nu precies voor de moderne samenleving betekende en wat zij precies moest doen. Altijd maar blijven specialiseren en het opnieuw invoeren van de wijkagent waren kleine veranderingen die weinig zoden aan de dijk zetten.

Er was volgens de makers van het rapport iets fundamenteel fout met de organisatie en het functioneren van de politie. Dit kwam omdat de politie alleen maar bezig was alles te houden zoals het was en daarom steeds maar bezig was de wet te handhaven. De veranderingen in de maatschappij waren echter zo groot en gingen zo snel dat puur handhaving eigenlijk een onbegonnen zaak was. Het was in de tijd dat politiemensen oog kregen voor die veranderingen en zich bewust werden waar zij vandaan kwamen. Ook aan de starre houding van veel agenten moest een einde komen, want daardoor was het contact met de burger verloren gegaan. Binnen de organisatie zelf was alles veel te veel geregeld in rangen. Hierdoor was de politie inefficiënt en niet in staat snel in te spelen op allerlei veranderingen. Dit had weer tot gevolg dat veel politiemensen gedemotiveerd raakten. Al met al had de politie dus geen sluitend antwoord op al de ingewikkelde veranderingen die in de Nederlandse maatschappij plaatsvonden.
naar een nieuw politiebestel
Het roer moest dus radicaal om! Volgens de schrijvers van het rapport moest er een helemaal nieuwe definitie komen over wat de functie van de politie was. De politie had naast de bescherming van lijf en goed ook de belangrijke taak condities te scheppen voor maatschappelijke ontwikkelingen en vernieuwing die gericht waren op de belangrijkste waarden van de democratie. Erg ingewikkeld dus en erg idealistisch. Maar de rapporteurs waren nog niet klaar. Volgens hen kon het niet zo zijn dat beleidsvorming voor het politieapparaat alleen maar gemaakt werd in de ivoren torens van de macht. Politiemensen moesten inspraak krijgen en er moest medezeggenschap van hoog tot laag komen.
En hoe moest de nieuwe politieorganisatie waarin die voorstellen tot hun recht zouden komen er dan uitzien? De kern van de nieuwe politie vormden de wijkteams die een grote mate van eigen verantwoordelijkheid zouden krijgen. De personele samenstelling van de teams moest zo zijn dat zij alle politietaken voor hun rekening konden nemen. Dit werd de generale taakstelling genoemd. Met zo’n organisatie waren er ook minder rangen nodig en kon de hiërarchie binnen de politie worden afgebouwd.

Geen wonder dat veel oudere bestuurders, politiemensen en bewindslieden de wenkbrauwen fronsten en zich afvroegen wat ze hier nu weer mee moesten. De kritiek was al snel geformuleerd en die kwam er op neer dat de politie met deze plannen veel te zelfstandig zou worden. Het wettig gezag leek zo de greep op de haar dienares te verliezen, iets wat onacceptabel was. Bovendien kwam de nadruk in de voorstellen van de rapporteurs veel te veel op de noodhulp te liggen. Toch zouden veel van de ideeën van de nieuwlichters in de nabije toekomst werkelijkheid worden. Interessant is te zien dat de discussie over de noodhulp momenteel weer begint op te laaien. 

politie aan het werk in de wijk