Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

25. De grote crisis van de jaren dertig

Op 24 oktober 1929 begonnen aan de beurs in New York de aandelen in rap tempo in waarde te dalen. Op die dag, die later bekend werd als “zwarte donderdag”, werden miljonairs in een klap bedelaars. Er was een economische crisis begonnen die een ramp voor de hele wereld zou worden. Nog jaren na zwarte donderdag deed de crisis die toen de grote depressie genoemd werd zich pijnlijk voelen.

In Nederland zag men de crisis nog wel met enig zelfvertrouwen tegemoet. De Nederlandse economie was stabiel en de Nederlandse gulden was dat ook. Heel anders was dat in Duitsland waar in korte tijd miljoenen werkloos werden. Toch zou Nederland de dans ook niet ontspringen. Wel later dan in veel andere landen werd ook in ons land de crisis een groot probleem. Veel mensen raakten zonder werk en het land leek economisch tot stilstand te komen.

crisis in de jaren dertigDe regering was ervan overtuigd dat alleen bezuinigingen een antwoord waren op de crisis. De tering moest naar de nering worden gezet. Net zoals in 1922 werd begin jaren dertig begonnen met het zoeken naar begrotingsposten die gekort zouden kunnen worden. Een eerste was het verlagen van werkloosheidsuitkeringen, toen bekend als steun, waardoor mensen zonder werk het nog moeilijker kregen en ook steeds meer ontevreden raakten. Een andere belangrijke begrotingspost kon worden gevonden bij de rijksoverheid zelf en dus ook bij het leger en de politie.

Het was de commissie onder de leiding van een zekere Ch. Welter die in 1931 de rijksbegroting nog eens stevig tegen het licht hield. De conclusies van de commissie logen er niet om waar het om de politie ging. Volgens Welter en de zijnen was de politiezorg in de grote steden voldoende en daar hoefde verder geen aandacht aan te worden besteed. Op het platteland was het echter een heel ander verhaal. Het naast elkaar bestaan van Gemeenteveldwacht, Rijksveldwacht en Koninklijke Marechaussee was volgens Welter maar vreemd en inefficiënt. De Koninklijke Marechaussee, zo vond Welter, was een voortreffelijk korps dat zoveel voordelen bood dat het ook in een tijd van crisis niet teloor mocht gaan. Wel waren er bij de Marechaussee veel te veel paarden die handen vol geld kosten. De marechaussees moesten maar meer te voet en op de fiets gaan surveilleren.

veldwachtersEn toen kwam de kern van het advies van Welter. Volgens de commissieleden moesten de gemeenteveldwacht en de Rijksveldwacht opgaan in één korps gewestelijke politie die onder het gezag van de Commissaris van de Koningin in de provincies zou komen te staan. Zo was men in een klap ook van al die lastige burgemeesters van kleine dorpen af die altijd baas van de politie wilden spelen. Naast die samenvoeging moest er een politiereserve komen, opgebouwd uit oud-politiemannen en militairen, die tien procent van de gehele politie moest gaan uitmaken. Volgens Welter was er zo wel twee miljoen gulden te bezuinigen.
Uiteindelijk werd er niets gedaan met het advies van de commissie. Velen in de politiek en de politie waren van mening dat het allemaal nog niet zo zeker was of die besparingen er met die plannen zouden komen; het kon ook allemaal wel eens duurder worden. Bovendien was het te riskant om de politieorganisatie te hervormen in tijden van crisis. Stel dat er grootschalige onlusten zouden uitbreken en de politie was volop in een reorganisatieproces. Het was beter alles maar zo te laten dan te gaan morrelen.

Wie gedacht zou hebben dat de politie en de politiemannen daarmee in rustig vaarwater waren gekomen kwam bedrogen uit. De regering was vastbesloten de uitgaven te verkleinen en dus viel de blik op de ambtenaren. Deze landsdienaren werden nu gevoelig gekort op hun salarissen. Binnen de politie werd met grote teleurstelling gereageerd. Volgens veel politiemannen verrichten zij zware diensten in zware tijden en dus vonden zij het moeilijk te verteren dat zij op hun salaris werden gekort. De regering ga echter geen krimp en de meeste politiemannen leverden al snel tien procent van hun inkomen in gedurende het eerste deel van de jaren dertig. Al snel zouden ze moeten optreden tegen ontevreden werklozen die ook weer eens op hun uitkering werden gekort. Het antwoord van de politie was zonder mededogen.


crisis in de jaren dertig