Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

17. Politie en onderwijs

De Nederlandse politie kent vandaag de dag een modern opleidingsinstituut dat de naam van Politieacademie draagt. Dat is in het verleden wel eens anders geweest. Voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog bestond er eigenlijk geen echte politieopleiding. Hoe kwam dat zo?

De Nederlandse rijksoverheid vond lange tijd dat de politiezorg een zaak van de gemeente was. Dat betekende eigenlijk automatisch dat de selectie en opleiding van politiemannen ook maar door de gemeenten geregeld zou moeten worden. Iets anders lag het voor de Koninklijke Marechaussee en de Rijksveldwacht, die vielen respectievelijk onder het Departement van Oorlog en dat van Justitie en waren dus een verantwoordelijkheid van diezelfde rijksoverheid. Toch betekende dat laatste helemaal niet dat het rijk zich echt om opleiding en professionalisering van zijn politiemannen bekommerde.

Hoe ging het dan wel? Allereerst was daar de werving van nieuwe politiemannen. Daar werd niet gekeken of het knappe koppen waren, integendeel. Een politieagent moest het liefst groot van stuk zijn. Een paar stevige handen bezitten waarmee wanneer nodig ook een goede klap kon worden uitgedeeld. En, “last but not least”, moest hij een goede gezondheid bezitten om bij nacht en ontij zijn werk te doen zonder dat hij daar ziek van werd. Vooral fysieke eisen dus. Terloops werd dan nog wel geëist dat de nieuwe diender een beetje kon rekenen en schrijven. Eind 1899 werd een onderzoek gedaan naar de sterktecijfers van de Nederlandse politie en omdat men toch al bezig was werd ook gekeken naar politiemannen die helemaal niet in staat waren een proces-verbaal te maken. Toen bleek dat, op zijn zachtst gezegd, zeker niet allen de Nederlandse taal zo goed beheersten dat zij dit zelfstandig aankonden.

De vakbonden hadden dit alles al enige jaren met lede ogen aangezien. Als de rijks- en gemeenteoverheden niets deden dan moesten de vakbonden daar maar zelf zorg voor dragen. Het ging immers om de verheffing van de politieman. De oprichter van De Politiegids, burgemeester Van Waning, zei daar eens over dat de voorbereiding op het politievak een eis van de tijd was.  Het was dan ook niet verwonderlijk dat de Algemeene Nederlandsche Politiebond in 1900 met het eerste politie-examen en een daaraan verbonden cursus kwam. Politiemannen konden zich nu via een schriftelijke cursus op het examen voorbereiden. De cursussen voldeden na verloop van tijd heel duidelijk aan een behoefte en de bonden wisten dan ook gedaan te krijgen dat de ministeries hun verantwoordelijkheid namen door subsidies aan de bonden te geven zodat zij die politiecursussen konden organiseren.

Bij de Koninklijke Marechaussee was het sinds jaar en dag normaal dat jonge marechaussees ervaring opdeden bij een brigade. Zij patrouilleerden altijd met twee man, een ervaren en een jonge marechaussee, en brachten hun brigadecommandant op de hoogte van een geconstateerd strafbaar feit waarvan die dan een proces-verbaal opmaakte. Als snel deed de grap de ronde dat een marechaussee kon schrijven en de ander lezen. Zo vulden ze elkaar aan. Toch was het de Koninklijke Marechaussee die in 1913 een depot in Apeldoorn inrichtte. Alle beginnende marechaussees doorliepen daar dezelfde grondopleiding. Na dit met goed gevolg achtr zich te hebben gebracht vertrokken zij naar de brigades om de fijne kneepjes van het vak te leren.

De rijksveldwachters kregen pas na de Eerste Wereldoorlog een echte opleiding. Die werd echter al weer in 1922 wegbezuinigd vanwege de economische crisis. De teleurstelling bij de Rijksveldwachters was groot en zij voelden zich achtergesteld bij de Koninklijke Marechaussee die haar eigen depot had.

Sporadisch waren er speciale opleidingen waarvan de bedoeling was om politiemannen bij te spijkeren op het gebied van de recherche en de wetenschappelijke opsporingskunst. Die cursussen werden gegeven door de apotheker C. Van Ledden Hulsebosch, ook wel de magiër van de Groenendijk genoemd.* De leiding van de Koninklijke Marechaussee zond een aantal van zijn mensen om de cursus te volgen. Die mannen tekenden alles op en vermenigvuldigden dat zodat ook anderen zich die kennis eigen konden maken. Voor Van Ledden Hulsebosch ging dat te ver, hij wilde geld zien. De minister van Justitie vond het daarom allemaal maar veel te duur. Niet iedere veldwachter hoefde een Sherlock Holmes te zijn? Wellicht zou hij er anders over hebben gedacht als hij had geweten dat een officier van Justitie kort daarvoor om de “vingers” van een moordslachtoffer had gevraagd. De veldwachter van het dorp waarin de moord gepleegd was begreep niet dat het om vingerafdrukken ging. Na enig twijfelen hakte hij het lijk alle vingers af en stuurde ze in een glazen pot op.

politie en onderwijs