Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

16. Politie en vakbonden

In het laatste kwart van de negentiende eeuw begonnen de arbeiders zich te verenigen in vakbonden onder het motto “eendracht maakt macht”. Zoals al eerder opgemerkt ging dat vaker gepaard met stakingen en soms kwam het tot confrontaties met de politie. Toch behaalden de vakverenigingen successen en werd het leven van de gewone man er langzaam iets beter op. Ook politiemannen, die meestal niet beter of meer verdienden dan de gemiddelde arbeider, zagen dat natuurlijk. Al snel rees de vraag of politiemannen het voorbeeld niet moesten volgen om zo verbetering van arbeidsomstandigheden af te dwingen. De overheid en veel leidinggevenden bij de politie moesten daar niets van hebben. De politie was er voor de overheid, had ferm op te treden waar dat nodig was en diende volstrekt gehoorzaam te zijn. Wat had je immers aan een politie waarop je niet kon vertrouwen. Toch dachten mannen met een vooruitziende blik er anders over. Een van de meest bekende was geen politieman, maar burgemeester J. van Waning van het plaatsje Ouderkerk aan de IJssel. Van Waning meende dat Nederland een goede en goed opgeleide politie verdiende, maar daarvoor moest de overheid dan ook willen betalen. Gierigheid was in zijn ogen niet op zijn plaats. Hij kon het weten, want hij had zich als burgemeester ingezet voor zijn bejaarde gemeenteveldwachter. De oude man had een dubbele botbreuk opgelopen en was niet meer in staat zijn dienst uit te oefenen. Een ramp, want waar moest deze oude diender van eten als hij niet meer kon werken. De burgemeester stelde daarop voor om hem een pensioen van vijf gulden per week toe te kennen. De provincie was bereid de helft van de kosten te dragen maar de gemeenteraad gaf geen krimp en weigerde het geld ter beschikking te stellen.  Een gemeenteraadslid gaf te kennen dat de gemeenteveldwachter te jong was om al een pensioen te geven. Die man kon zijn sabel best nog wel dragen. Het raadslid kende het luie fabrieksvolk dat ook vaker praatjes had en verder eigenlijk niets wilde uitvoeren. Als de burgemeester het zo graag wilde moest hij de veldwachter maar uit eigen zak betalen.

De politiemannen moesten volgens Van Waning naar een hoger niveau worden getild en het aanzien, respect en gezag krijgen dat zij verdienden. Van Waning noemde dat verheffing. Politiemannen moesten daarom op het gebied van de moraal hoogstaande individuen zijn die een voorbeeld voor de “gewone man” waren. Om dit misschien wel erg hoogdravende ideaal te bereiken begon hij in 1886 met het eerste Nederlandse politieblad dat bekend werd onder de naam De Politiegids. Dit blad werd de spreekbuis van de eerste Nederlandse politievakbond, waarvan Van Waning in 1887 ook aan de wieg stond en die de geschiedenis zou ingaan als Algemeene Nederlandsche Politiebond.

Wie echter had gedacht dat Van Waning ook meer zeggenschap voor politiemannen voorstond kwam bedrogen uit. Hij was van mening dat de overheid moest kunnen bouwen op de onvoorwaardelijke gehoorzaamheid van zijn dienaren en dan meer speciaal de politiebeambte. Van staken kon dus in zijn ogen nooit sprake zijn. Politiemannen moesten bovendien bestraft kunnen worden indien zij iets fout deden. Handhaving van de tucht was in zijn ogen heel belangrijk, maar dit moest niet zeker worden gezien als een vorm van willekeurige straf.

Het kon eigenlijk niet uitblijven dat er in de toekomst ook andere politiebonden zouden gaan ontstaan. Zeker niet iedereen kon zich vinden in de brave aanpak van Van Waning en voorzitter Van Tuinenburg. Nog erger werd het toen de laatste er met de bondskas van de bond vandoor ging.* De roep om alternatieven werd steeds sterker hoorbaar. Zo werd in Amsterdam een Politiebond opgericht omdat daar werd gedacht dat het beter was om de belangen van de hoofdstedelijke agenten apart te behartigen. Niet lang daarna, het kon moeilijk anders in Nederland, gingen politiemannen zich verenigen naar geloofsrichting. De rooms-katholieken kregen al snel een politiebond die naar de aartsengel St. Michaël was vernoemd. Weer anderen voelden voor meer voor actie en sympathiseerden daarom met de politieke ideeën van de socialisten.. Als gevolg hiervan ontstond de Algemeene Bond van Politiepersoneel in Nederland. In 1907 volgde de Koninklijke Marechaussee met de nog bestaande Marechausseevereniging. Het vakbondslandschap was daarmee misschien nog wel gecompliceerder dan de hele Nederlandse politieorganisatie.

bestuur politievakbond