Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

11.De modernisering van de grote gemeentekorpsen.

Vanaf 1880 veranderde Nederland snel. De spoorwegen werden uitgebreid en allerlei industrieën waren in opkomst. Vooral in en om de grote steden was dit te merken. Meer en meer boeren en dagloners trokken naar de stad om daar hun geluk te zoeken als industriearbeider. Logisch gevolg was dat de steden groeiden en groeiden en er nieuwe uitdagingen ontstonden dat alles leefbaar en controleerbaar te houden. Ook de politie moest zich aan de nieuwe tijden aanpassen.

Een eerste modernisering werd gezocht in de organisatie en werkwijze van de gemeentepolitie in de verschillende grote steden. Een aantal toenmalige politiechefs bezocht daarvoor het buitenland om daar te kijken hoe een en ander geregeld was. Vooral Duitsland was populair omdat dat land in het laatste kwart van de negentiende eeuw een groeispurt had gemaakt en noodgedwongen zijn politie had moeten reorganiseren, vooral Berlijn en Hamburg golden als een voorbeeld van hoe het kon.

Uit die reizen naar het buitenland bleek dat het aan te raden was een groter politiekorps strak hiërarchisch te organiseren en er zorg voor te dragen dat er genoeg verschillende rangen waren. Van belang was verder de agenten te laten werken in vaste ploegen en in een vast aantal wijken. Een moderne en hiërarchische politieorganisatie was verdeeld in een aantal centrale afdelingen met een specialisme zoals administratie, recherche of rivierpolitie. De kleinste eenheid was de politiepost waar politiemannen na hun dienst bureauwerk konden doen.

 

 

 

 

 

 

 

 

De uitvoering van de straatdienst werd dus in ploegen gedaan. Voor veel leidinggevenden binnen de gemeentepolitie was het duidelijk dat deze dienst zeer zwaar en afmattend was. Dit kwam door het beperkte aantal agenten waardoor soms wel twee dagen achter elkaar gewerkt moest worden. Een van de oplossingen was het aanstellen van meer politiemannen waardoor er tot een meer draaglijk systeem kon worden gekomen. Natuurlijk kostte dat weer zoveel geld dat gemeentebesturen soms afwijzend reageerden op al te grote hervormingsdrang. Gaandeweg wisten de nieuwe hoofdcommissarissen de boel te verbeteren en het vak van politieagent werd daardoor ook aantrekkelijker.

Met de invoering van meer rangen was het ook mogelijk om jonge agenten een carrière bij de politie in het vooruitzicht te stellen. Wie ijverig was kon toch nog aardig op de sociale ladder klimmen. Daarnaast werden er ook wel premies voor geleverde prestaties gegeven. Die hadden echter vaak het effect dat politiemannen op verbalenjacht gingen. De verhouding tot de burgerij, dat spreekt bijna voor zichzelf, werd er daarmee niet beter op.

Een andere kant van de medaille was dat commissarissen en hoofdcommissarissen van politie een stevige greep op het doen en laten van hun mannen wilden hebben. Verschillende hoofdcommissarissen zetten dienstvoorschriften op papier waarin tot in de puntjes werd aangegeven wat men te doen en vooral te laten had. Om dit alles uit te voeren verschenen er bij verschillende korpsen zogenaamde afdelingen Centrale Controle die bedoeld waren erop toe te zien dat regels en dienstvoorschriften tot op de letter werden nageleefd. Op kleinere overtredingen, zoals roken in dienst, kon al een forse geldboete staan. Een andere wijze van bestraffen was het afnemen van vrije dagen. Buitengewoon vervelend indien men bedenkt hoe weinig verlof een politieman per jaar gegund was. Op overtredingen van andere aard kon wel eens onmiddellijk ontslag staan. Het ging dan meestal om overmatig alcoholgebruik of het maken van schulden. Dit waren zaken die door de leiding absoluut niet werden getolereerd.

Een verdere kwaliteitsverbetering van hun korpsen konden de (hoofd)commissarissen bereiken door de invoering van zeer elementair onderwijs. Dit was heel erg nodig omdat er helemaal geen politieschool, laat staan een politieacademie was. Zo kregen inspecteurs van de Rotterdamse politie rond 1890 een cursus over het Burgerlijk wetboek en nieuw ingestroomde agenten werd wetskennis, zelfverdediging en Eerste Hulp bij Ongelukken bijgebracht.  Langzaam maar zeker ontstond er dus vooral in de grote steden een meer professioneel politieapparaat waar zich specialismen aftekenden. Dit in tegenstelling tot de Rijksveldwacht en de Koninklijke Marechaussee, die toch vooral op de ordehandhaving waren gericht.