Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

Pieter Thomson 1868 - 1936

Een zeer markant en uitgesproken strijdvaardig politieman was Gerrit Jan Pierre Albert Thomson, roepnaam Pieter. Pieter Thomson werd op 29 mei 1868 te Amsterdam geboren. Hij volgde een opleiding tot officier en kwam vervolgens terecht bij de het Wapen der Infanterie. Op tweeëndertigjarige leeftijd besloot hij de infanterie te verruilen voor de Koninklijke Marechaussee. Op 28 september 1900 ging hij als 1ste luitenant over naar de Nederlandse gendarmerie. In 1897 huwde hij voor de eerste keer om in 1909 te scheiden en te hertrouwen met jonkvrouwe Clementine Boddaert. Hij overleed op achtenzestigjarige leeftijd te ‘s-Gravenhage op 26 juli 1936.

Thomsons carrière binnen de Koninklijke Marechaussee verliep zonder al teveel hobbels en op basis van het geldende anciënniteitsprincipe. Na een districtscommando in Sas van Gent, Vlissingen en Breda werd hij op 13 oktober 1919 benoemd tot Commandant van de 1ste Divisie van de Koninklijke Marechaussee. Deze divisie had als werkterrein het grootste deel van de provincie Noord-Brabant. Thomson bracht het tot luitenant-kolonel en werd op 1 oktober 1926 gepensioneerd als kolonel titulair.

Pieter Thomson werd in de landelijke pers voor het eerst bekend als de bestrijder van de zogenaamde ‘Heikesmannen ‘. Rond 1909 viel er een ware criminaliteitsgolf waar te nemen in westelijk Noord-Brabant. De misdadigers, die een heel scala aan zware delicten pleegden, kwamen voor een groot deel uit het kerkdorp St. Willebrord ook wel bekend als ‘Het Heike’ dat deel uitmaakt van de gemeente Rucphen. Thomson was toen districtscommandant in Breda en kreeg van Justitie de opdracht er alles aan te doen de schuldigen te pakken te krijgen. Hij kreeg de zeggenschap over alle politieorganen in het ressort en coördineerde de maatregelen. Die bestonden vooral uit het versterken van de Koninklijke Marechaussee en het uitzetten van detachementen die de bewegingsvrijheid van de misdadigers zoveel mogelijk moesten inperken. Dit alles was een kolfje naar de hand van martiaal besnorde districtscommandant die op militaire wijze leiding gaf en niet aarzelde in de nacht met zijn mensen op pad te gaan. Het bestrijden van de ‘Heikesmannen’ was een langdurige affaire. Tot aan de Eerste Wereldoorlog bleef de versterkte Marechaussee in deze contreien actief. De oorlog betekende echter een te grote personele belasting en de marechaussees werden voor andere taken of elders ingezet.

Het van ‘voren’ leiding geven leverde Thomson veel sympathie en respect op van zijn ondergeschikten. Na zijn afscheid in 1926 correspondeerde hij nog veel met zijn oude brigadecommandanten die de loftrompet over hem bliezen. Bij zijn meerderen werd deze vorm van leidinggeven niet altijd gewaardeerd. Zo had zich Thomson bij het opsporen van een schrijver van een dreigbrief als het slachtoffer, een bankdirecteur, vermomd. Hij had een van diens kostuums aangetrokken en zich wat gegrimeerd om zo meer op de man te lijken. De chanteur en schrijver van de dreigbrief werd door hem gepakt maar het leverde hem een reprimande op van zijn directe chef. Die meende dat het een marechausseeofficier onwaardig was in ‘verdekt’ tenue op pad te gaan. Er werd zelfs een vergelijking gemaakt met een andere officier die het verboden was om als prins Carnaval in Den Bosch op te treden. Thomson was het daar helemaal niet mee eens en voerde als argument aan dat hij zijn eigen mensen niet in gevaar had willen brengen en het dus daarom maar zelf had gedaan en voor deze methode had gekozen.

Pieter Thomson wist ook handig gebruik te maken van de reputatie van zijn overleden broer L.W.J.K. Thomson. Deze een jaar jongere broer was eveneens officier maar dan bij de infanterie. In 1913 was hij naar Albanië gestuurd om daar een gendarmeriekorps op te zetten. De onderneming liep echter fout af en in juni 1914 sneuvelde Lodewijk Thomson. De man werd al snel een nationale held en met veel vlagvertoon werd het stoffelijk overschot naar Nederland gehaald en in Groningen ter aarde besteld. Pieter Thomson was bij bijna alle plechtigheden tegenwoordig en werd als de ‘broeder’ van de held van Albanië eveneens geëerd.

De gesneuvelde Thomson was van 1905 tot 1913 lid van de Tweede Kamer geweest voor de Liberale Unie. Ook Pieter ambieerde een plek in de volksvertegenwoordiging. Hij wilde deze partij echter niet representeren maar een nieuwe partij. Deze nieuwe partij moest in de ogen van Thomson de belangen van de politie voor het voetlicht brengen en deze belangen op zoveel mogelijk fronten dienen. Volgens Thomson verdienden de politiemannen van Nederland veel meer sociale status en de daarbij gepaste salariëring. Ook stond hem voor ogen ervoor te zorgen dat er een gedegen Politiewet zou komen waar al jaren over gedebatteerd werd. Onder het motto ‘Een goed geschoolde, goed betaalde politie in het algemeen belang, dus ook de Uwe’ probeerde hij in 1918 met de Politiepartij in de Tweede Kamer te komen. Uiteindelijk stierf het initiatief begin jaren twintig een zachte dood.

Het einde van de Politiepartij en zijn pensionnering in 1926 betekenden echter geenszins dat hij daarmee zijn pogingen ter verbetering van de Nederlandse politie aan de wilgen hing, integendeel. Na zijn feitelijk loopbaan richtte hij zijn pijlen op het mankerende Nederlandse politiebestel. In 1928 hield hij een pittige voordracht waarin hij pleitte voor een grote rijkspolitie, op dezelfde leest als de Koninklijke marechaussee geschoeid. Die mocht van hem anders gaan heten en hij zelf stelde de term Nationale Gendarmerie voor. Het in 1919 opgerichte korps militaire Politietroepen had volgens hem nooit enig bestaansrecht gehad. Vlak voor het eind van zijn leven kwam hij, in het midden van de jaren dertig, een laatste maal in beeld tijdens de criminaliteitsgolf in Oss. Hij verklaarde toen dat de maatregelen in en om Oss helemaal niet nieuw waren maar door hem persoonlijk toegepast tijdens de zuivering van Het Heike. Zijn methode was toen zeer efficiënt gebleken.

In een villawijk in Vught, waar Thomson ooit woonde, herinnert een fonteintje met een plaquette met zijn beeltenis aan deze markante politiefiguur.

Jos Smeets

Belangrijkste bronnen:

• Marechausseemuseum Buren, persoonsdossier ten name van G.J.P.A. Thomson.

• De Koninklijke Marechaussee, orgaan van de Marechausseevereniging, 15-10-1925.

• Politiemagazine, opril 2002, p. 21.

• Lezing van den heer G.J.P.A. Thomson, kolonel der Kon. Marechaussee b.d., voor den bond van hoogere politie-ambtenaren op zaterdag 20 oktober 1928 in het jaarbeursgebouw te Utrecht.

Pieter Thomson