Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

Sander van Droffelaar 1914 - 1949

S.F. van Droffelaar werd op 2 september 1914 in Amsterdam geboren in wat hij zelf omschreef als een gezin uit de 'arbeidersstand'.  Zijn vader Hendrik van Droffelaar was gehuwd met Catharina ter Wal. Uit het huwelijk werden twee kinderen geboren waarvan Sander de oudste was, zijn zusje was twee jaar jonger. Sanders vader was predikant en dus groeide hij als dooplid van de Gereformeerde kerk op in een relatief streng christelijk gezin.

Volgens Van Droffelaar bekommerde zijn vader zich niet echt om het gezin en waren er altijd geldzorgen. Zijn moeder moest noodgedwongen uit gaan werken om de eindjes aan elkaar te knopen. Om deze reden droeg hij als jongetje al de verantwoordelijkheid voor zijn jongere zus. Door het geldgebrek kon hij niet naar de elektrotechnische vakschool zoals hij wenste en moest hij naar de ambachtsschool waar hij werd opgeleid tot machinebankwerker. Na zijn school begon hij op veertienjarige met werken bij Stork en later wapenfabriek Hembrug.

Volgens eigen zeggen waren bij hem nationaal gevoel, verknochtheid aan het koningshuis en liefde voor het Nederlandse volk sterk ontwikkeld. Van jongs af aan was Van Droffelaar gefascineerd door het militaire bedrijf. Dit was ook de reden waarom hij als tiener actief werd in de Kaderlandstorm, de organisatie waar jongemannen op vrijwillige basis militaire dienst konden verrichten. In 1931 marcheerde zijn groep, naar aanleiding van een herdenking, door Amsterdam maar werden zij fysiek belaagd door communisten en socialisten. Een regelrechte belediging in Van Droffelaars ogen.

In 1934 ging hij in militaire dienst om het tot sergeant bij de infanterie te brengen. Na zijn dienstplicht solliciteerde hij bij het korps Politietroepen waar hij in mei 1935 werd aangenomen. Daarmee had Van Droffelaar een relatief vaste baan in crisistijd en de mogelijkheid in de toekomst naar de burgerpolitie over te gaan. Na zijn opleiding in Nieuwersluis werd hij geplaatst bij de groep Woudenberg. Deze groep was in het kader van de strategische beveiliging opgezet met als doel een verrassingsaanval van een buitenlandse vijand af te slaan. Vlak voor het begin van de oorlog trouwde hij met Neeltje van Ruler die hij in Woudenberg had leren kennen en uit dit huwelijk werd een zoon geboren. Tijdens de meidagen van 1940 was hij in Rotterdam geplaatst waar hij ook de capitulatie van het Nederlandse leger meemaakte.

De frustratie veroorzaakt door de snelle nederlaag van 1940 werd verzacht door de snelle overgang naar de politie en wel het korps Rijksveldwacht. Hij kon nu ook ongestraft zijn reeds lang sluimerende politieke voorkeur kenbaar maken. Hij liet er weinig twijfel over bestaan dat hij de ideeën van de Nederlandse Nationaalsocialistische Beweging onderschreef en om dat te onderstrepen werd hij in de herfst van 1940 lid van die partij. Volgens hem gebeurde dat niet om daar persoonlijk voordeel uit te halen, maar uit idealisme om het lot van het Nederlandse volk te verbeteren.

Als rijksveldwachter in Epe geplaatst kwam Van Droffelaar er al gauw achter dat zijn collega's het niet op hem, als NSB'er, hadden begrepen. Deze aversie en het opheffen van de Rijksveldwacht op 1 maart 1941 was vermoedelijk de reden dat hij er geen bezwaar tegen had om naar het Directoraat-generaal van Politie te worden overgeplaatst. Eerst in Den Haag later in Hoog Soeren. Op 1 maart 1943 vond de laatste grote reorganisatie van de Nederlandse politie tijdens de Duitse bezetting plaats. Van Droffelaar ging over naar de nieuw opgerichte Staatspolitie en werd gedetacheerd bij de Duitse Sicherheitsdienst (SD).

Van Droffelaar zou gedurende de rest van de oorlog actief zijn voor de SD. Hij leidde een zwervend bestaan, was daarom nooit thuis bij zijn gezin en verbleef hoofdzakelijk in pensions en hotels. Steeds meer maakte hij gebruik van sterke drank en ging hij relaties aan met andere vrouwen. Hij werd zelfs bestraft voor het oplopen van een geslachtsziekte vanwege deze buitenechtelijke escapades. Zeker na 'Dolle Dinsdag', 5 september 1944, verloor hij alle remmingen en stond zijn naam synoniem voor terreur tegen de eigen bevolking.

Op 8 september 1944 overviel Van Droffelaar samen met collega Jan Lamberts en de Duitsers een onderduikerskamp bij Doldersum. Zeven jongemannen werden opgepakt en afgevoerd. Ergens in het veld werden zij uit de auto's gehaald en geblinddoekt. In de veronderstelling dat zij iets niet mochten zien bleven zij kalm totdat er onverhoeds op hen werd geschoten. Het gevolg was zes doden en een zwaargewonde. De zwaargewonde was Van Droffelaar en de anderen blijkbaar niet opgevallen en wist uiteindelijk met hulp te ontkomen. Hij zou later tegen hen getuigen.

Van Droffelaar kende ook geen genade voor collega's. Op diezelfde 8ste september 1944 verschenen bij de brigadecommandant A. de Vries in Hoogeveen Van Droffelaar en consorten. De reden was dat De Vries twee minderjarige meisjes, die omgang met Duitse soldaten hadden, na aanhouding  naar hun ouders had teruggestuurd. Van Droffelaar beweerde dat De Vries dat uit wraakzucht had gedaan en eiste opheldering. Hij mishandelde De Vries en verbrijzelde diens kaak met de kolf van een geweer. De aanwezige marechaussees A. Alting en W. Klein werden eveneens mishandeld door hen met een pistooltas met inhoud te slaan. Na enige tijd, het was inmiddels donker geworden, werden de drie mannen in een auto gedwongen. Even buiten Beilen werd autopech geveinsd en bevel gegeven uit te stappen. De drie moesten aan de kant van de weg gaan staan waarna er op ze werd geschoten. Marechaussee Klein werd gedood maar Alting kon de benen nemen. De Vries was in zijn buik geraakt en lag op de grond. De schutters lieten hem, na nog twee schoten te hebben gelost maar die geen doel troffen, voor dood liggen en vertrokken.

Voor de moordpartij op de zes onderduikers werden Van Droffelaar en Lamberts beiden ter dood veroordeeld. Het vonnis werd op 6 november, na afwijzing van een verzoek tot gratie, ten uitvoer gelegd. Het vuurpeloton werd, misschien wel ironisch, gevormd door marechaussees.

Jos Smeets

Bronnen:

  • Hoogeveen 1940-1945. Uitgave Historische Kring Hoogeveen 1999.
  • Jos Smeets, De geschiedenis van de Nederlandse politie. Verdeeldheid en eenheid in het rijkspolitieapparaat, Amsterdam 2007, p. 390.
  • Nationaal Archief, Politiezuivering 2.09.54.01, dossier 1683.