Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

Marius van Houten 1879 - 1953

Marius Cornelius van Houten werd op 10 november 1879 geboren in de vestingstad Gorinchem. Zijn vader Wouterus van Houten was officier bij de vestingartillerie in de Hollandse Waterlinie en gehuwd met Cecilia Verhagen. Van Houten had nog een jongere zus en broer. De laatste heette Otto en zou eveneens officier bij de militaire vliegdienst in Nederlands-Indië worden en begin jaren twintig van de vorige eeuw bij een vliegongeval om het leven komen.

Ondanks zijn artistieke talenten koos Marius zoals zijn vader reeds vroeg voor een militair leven. In september 1896 werd hij ingeschreven op de cadettenschool in Alkmaar om drie jaar later over te gaan naar de Militaire Academie in Breda. In 1902 werd hij 2de luitenant bij de vestingartillerie. In Amsterdam ontmoette Van Houten Margaretha van Delden, dochter van een welgestelde textielfabrikant. Hij trouwde met haar in 1907. Het echtpaar bleef kinderloos. Marius van Houten overleed op 8 februari 1953 en zijn weduwe 13 jaar later.

Vlak voor de Eerste Wereldoorlog verruilde Van Houten de vestingartillerie voor het Wapen der Koninklijke Marechaussee. In mei 1913 werd hij toegevoegd aan de staf van de districtscommandant in Zwolle. Begin 1914 was hij betrokken bij de ordehandhaving tijdens verschillende stakingen en arbeidsconflicten. Na het uitbreken van de oorlog diende hij enige maanden in de stelling van Amsterdam om in 1916 districtscommandant in Eindhoven te worden. Hier kreeg hij te maken met allerlei aan de oorlog gerelateerde criminaliteit. Nederland kon namelijk in het conflict zijn neutraliteit behouden, maar werd daardoor aantrekkelijk als thuisbasis voor smokkelaars die de Nederlandse staat nadeel berokkenden. Gedurende die jaren legde Van Houten zijn eigen kaartsysteem aan om notoire criminelen beter in beeld te krijgen en hen te hinderen in hun illegale activiteiten.

Van Houtens ervaringen als districtscommandant in Eindhoven waren in hoge mate bepalend voor zijn visie op Nederland na de Eerste Wereldoorlog in relatie tot de (internationale) criminaliteit. De marechausseeofficier voorzag grote problemen op dit gebied. Volgens zijn redenering was ons land, dat de oorlog vrijwel ongeschonden was doorgekomen,  als een magneet voor allerlei lieden met kwade bedoelingen. Nederland kon zich niet alleen tegen de talloze bedreigingen teweer stellen en moest een oplossing zoeken in de vorm van de internationale politiecoöperatie. Voor dat doel moest de internationale politiesamenwerking, die voor de oorlog tijdens de conferentie van Monaco haar eerste vorm had gekregen, nieuw leven worden ingeblazen. Hoofd Special Branch van Scotland Yard, Sir Basil Thomson, raadde Van Houten aan de bereidheid bij leidende politiemannen te peilen voor een dergelijke samenwerking. Aangespoord door de Brit schreef Van Houten een brief die de wereld over ging. De reacties uit de kringen van politiemannen was over het algemeen positief. Anders was het waar het de verantwoordelijke politici en bestuurders betrof. Zo reageerde het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken buitengewoon negatief en vroeg zich af wat die kapitein van de Koninklijke Marechaussee zich wel inbeeldde. Teleurgesteld en gekwetst liet Van Houten het voorlopig zoals het was.

Een geheel andere taak, na zijn mislukt initiatief, vormde de beveiliging en bewaking van de voormalige Duitse keizer Wilhelm II. Deze had zich na de militaire nederlaag van het keizerrijk in november 1918 uit de voeten gemaakt en asiel gevonden in het neutrale Nederland. Voor de Nederlandse regering was de kwestie Wilhelm een heikele aangelegenheid. De geallieerden eisten zijn uitlevering om hem voor oorlogsmisdaden voor een gerecht te kunnen brengen en beschuldigden Nederland ervan sympathiek te staan tegenover Duitsland. Het ging er dus om discreet te handelen en de verhitte gemoederen niet verder op te stoken. Voor die taak leek Van Houten in de wieg gelegd. Hij beheerste zijn drie moderne talen goed en leek vanwege karakter en achtergrond zeer geschikt. Hij vormde zo de liaison tussen de keizer en de Nederlandse regering waarbij hij de laatste  op discrete wijze kon inlichten over wat er zoal in des keizers hoofd omging. En niet altijd makkelijke taak omdat Zijne Majesteit er bij tijd en wijle merkwaardige gedachten op nahield.

In 1921 werd de Nederlandse regering met de neus op de feiten gedrukt waar het om de internationale misdaad ging. Valsemunters hadden Nederlands geld en waardepapieren vervalst en in omloop gebracht. De Nederlandse staat was gedupeerd. Snel werd de samenwerking gezocht met de Duitse politie en justitie en de criminelen vrij snel gepakt. In 1923 kwam de Oostenrijkse politieman Schober met een initiatief om een internationale politieconferentie in Wenen te organiseren. Het doel was te komen tot een internationale commissie ter bestrijding van de grensoverschrijdende misdaad. Het lag toen voor de hand om Van Houten en zijn collega's K. Broekhoff en A. Sirks (inspecteur van Politie in Amsterdam en hoofdcommissaris van Politie te Rotterdam) als Nederlandse vertegenwoordigers te sturen. Hoewel de verantwoordelijke ministers permissie verleenden naar Wenen te gaan werd de politiemannen een officiële status geweigerd. Het zou tot 1929 duren voordat Van Houten en de anderen officiële vertegenwoordigers van Nederland werden. Daar waren de Olympische Spelen in Amsterdam voor nodig want toen zag de regering in dat internationale politiesamenwerking cruciaal was om  het feest zo veilig mogelijk te laten verlopen. De verdere erkenning voor Van houten volgde in 1932 toen hij door de minister van Justitie werd benoemd tot commissaris van Rijkspolitie en in 1934 toen hij erevicevoorzitter van de Internationale Kriminalpolizeiliche Kommission werd.

In 1936 ging Van Houten met pensioen. Tijdens die plechtigheid werd ook het Marechausseemuseum opgericht dat vooral door zijn inspanningen het levenslicht zag. Drie jaar later werd hij benoemd tot directeur van het Nederlandse Legermuseum. Dit museum loodste hij door de moeilijke oorlogsjaren. Na de Tweede Wereldoorlog was hij nog kort betrokken bij de oprichting van Interpol.

Jos Smeets

 

Belangrijkste bronnen:
  • Marechausseemuseum, persoonsdossier ten name van M.C. van Houten.
  • Jos Smeets, Marius Cornelius Van Houten. Marechaussee en diplomaat, Amsterdam 2011.
  • M. Deflem, Policing World Society. Historical foundations of international police cooperation, Oxford 2003.
  • M.C. van Houten, Kort overzicht van de geschiedenis van het wapen der Koninklijke Marechaussee tot 1940, Leiden 1947.