Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

Harm Koster 1899 - 1973

Harm Koster, zoon van een binnenschipper uit Nieuwe Pekela, was in 1920 als militair geplaatst in Harderwijk bij het bewakingsdepot voor vluchtelingen. Hier ontmoette hij zijn eerste vrouw Amalia Korn.

Harm solliciteerde na zijn militaire dienst bij de politie in Ned. Indië en kwam in1921 in opleiding en geplaatst als Hoofdagent in Kediri. Daar werd zijn zoon Jelle geboren werd die echter al in 1929 overleed. In 1926/27 maakte Harm de communistische opstanden mee. Tijdens de nachtelijke bewaking van tientallen kilometers spoorlijn besefte hij hoe beperkt de middelen waren voor de Nederlandse koloniale macht en hoe groot zijn eigen persoonlijke kwetsbaarheid. Vaak moest hij de onder hem staande inheemse politiemannen controleren. Dat deed hij op de motor omdat zijn mannen zich per fiets verplaatsten en goed getraind waren. Zo wonnen zij met gemak een plaatselijke fietswedstrijd en werd geprobeerd hen buiten te sluiten vanwege valse concurrentie. Harm kon de zaak later met de resident plooien. Verder toonde hij veel begrip voor de normen van de inheemse bevolking. Bij de achtervolging van een crimineel die de moskee binnenvluchtte deed hij zijn schoenen uit. Een gebaar dat zeer gewaardeerd werd. Daarbij moet men bedenken dat veel Nederlanders zich verheven voelden boven de Indische bevolking. Harm vond dit volstrekt verwerpelijk omdat dit het functioneren als politieman binnen de Indische samenleving in de weg stond. 

Bij een inbraak ging hij met een aantal manschappen naar het gemelde adres. Zijn manschappen durfden niet naar binnen te gaan. Daarop ging hij zelf met getrokken klewang de woning in. De inbreker gooide een steen die zijn wenkbrauw halveerde. Een uithaal met zijn klewang en de inbreker werd ingerekend.

Vanwege de vele steekpartijen was E.H.B.O was een niet onaanzienlijk deel van het politiewerk. En dan waren er nog de dames van lichte zeden die vroegen of de 'Toean' nog iets wenste. Bedenkelijke verlokkingen waaraan een politieman absoluut weerstand moest kunnen bieden. Corruptie was een veel voorkomend probleem in inheemse maar ook wel in Europese kringen. Het opkomend Indisch nationalisme betkende dat er op politieke bijeenkomsten tegen de koloniale Nederlandse macht geageerd werd. Indien dat volgens de politie over de schreef ging was het de politie die een waarschuwing deed uitgaan dat de grens bereikt was. 

Merkwaardig genoeg verkocht het Indisch gouvernement opium. Om dit alles strak in de hand te houden had de politie opdracht te controleren om zwarte handel te voorkomen. Dierziektes kwamen in de tropen geregeld voor en zeker hondsdolheid kwam nogal eens voor . Aan de politie de taak de dieren af te schieten en de kadavers te vernietigen. Harm was van alle markten thuis en hielp zelfs vrouwen aan de kant van de weg te bevallen. Autorijden leerde hij gaandeweg door in voertuigen te rijden voor een technische controle. Het rijexamen werd uiteindelijk door de politie afgenomen. Dikwijls werd hij gevraagd om over te stappen naar een baan bij een van de suikerondernemingen. De politie bleef echter zijn voorkeur genieten. 

In 1927 ging hij voor het eerst met verlof naar Nederland . Terug in Indië volgde hij de opleiding voor Inspecteur. Conform de Politiewet moest ook in Ned. Indië een moderner politie apparaat opgebouwd worden . Het opleidingsniveau was hoger dan in Nederland omdat hogere politieambtenaren kennis moesten hebben van de multiculturele samenleving en het drievoudig rechtssysteem ( Adat, Islamitisch en Europees recht). De opsporingsmethoden verschilden echter weinig van die in Nederland (dactyloscopie, sporenonderzoek, verhoormethoden, fotografie e.d.).

In 1929 kreeg het echtpaar een zoon en volgde overplaatsing naar Makassar. Twee jaar later werd daar een dochter geboren. Na de vroege dood van zijn eerste zoon verloor Harm in 1934, tijdens zijn tweede verlof in Nederland, ook zijn vrouw. Hierdoor kwam hij in een dilemma te verkeren. Hij moest terug naar Indië, maar waar moest hij zijn kinderen laten? Uiteindelijk moesten Herman en Lena voorlopig genoegen nemen met een verblijf in een weeshuis.  . Daarom bracht hij Herman en Lena tijdelijk naar een weeshuis. Nog tijdens zijn verlof en direct na het overlijden van zijn eerste vrouw had Harm Tine Drent leren kennen. Zij nam het op zich de kinderen te verzorgen. Harm en Tine trouwden in 1935  met de 'handschoen' waarna Tine met de kinderen naar Ned. Indië vertrok. Het gezin ging in Soerabaja wonen waar ook zijn dochter Grietje geboren werd. 

In 1937 volgde overplaatsing naar Ngandjoek waar zoon Geert werd geboren. In 1941 werd hij gevraagd over te stappen naar het Koninklijk Nederlands Indisch Leger. Dit weigerde Harm omdat hij vond dat hij allereerst politieman was. Na de capitulatie op 9 maart 1942 diende hij op zijn post te blijven. Al vrij snel werden hij en zijn mensen belaagd door een groep bewapende Indonesiërs . Uit zelfbescherming en met forse tegenzin heeft hij toen het bevel tot schieten gegeven. Op 28 maart 1942 werd hij gearresteerd door de Japanners en opgesloten in Soerabaja. De Kempeitai (Japanse militaire politie) vermeld op een correspondentiekaart aan zijn vrouw. 'Deze man is beslist geen militair' het geen wellicht in het voordeel van Harm heeft gewerkt. Uiteindelijk werd het gezin toch over verschillende kampen verdeeld. Na de Japanse capitulatie in december 1945 werd het gezin in Bandoeng herenigd. 

In maart 1946 trad hij weer in dienst en kon het gezin met verlof naar Nederland. Hier werd zijn zoon Johan geboren. Van 1947 tot zijn pensionering in 1949 geplaatst in Tegal. Hier was hij belast met het opleiden van Indische politieagenten. In die periode werd hij ook getuige van een militaire actie waarbij een kampong in de brand gestoken werd. Dit maakte hem kwaad. Als 'Blanda' (Hollander) kon hij, zo was hij van mening, hierna geen politiewerk meer doen. Ondanks het naderende einde van het koloniale tijdperk in Indië bleef hij trouw zijn taak vervullen, zoals het bezoeken van politieposten in de bergen met de jeep. Van het vooroorlogse politiewerk en zijn strenge ambtelijke verhoudingen was weinig meer over, veel oude collega's waren in de oorlog gestorven of uit dienst. Tot overmaat van ramp waren nieuwe politiemensen uit Nederland verstoken van enige kennis van volk en land.

Op zijn onvermijdelijke afscheid sprak hij zijn manschappen in het Maleis toe. Bij zijn vertrek met de trein stond het hele detachement opgesteld . Terug in Nederland ontving hij nog een brief van zijn postcommandant die Harm een goede vader noemde. In september 1949 ging het gezin naar Nederland en vestigde zich in 1953 in Assen. In de Drentse hoofdstad werd hij lid van de reserve rijkspolitie als opperwachtmeester van 1953 tot 1964. Hier stond hij bekend al een uitstekend schutter tijdens schietwedstrijden.

Johan Koster 

Bronnen: nagelaten documenten in bezit van de familie

Harm Koster