Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

Christiaan Batelt 1864 - 1919

Christiaan Batelt werd in 1846 geboren in Amsterdam waar zijn vader een apotheek had aan de Oudezijds Voorburgwal. Dezelfde apotheek waar Marius van Ledden Hulsebosch, de vader van de beroemde Christiaan van Ledden Hulsebosch, stage liep. Batelt was op jonge leeftijd al geïnteresseerd in het politiewerk maar zijn loopbaan begon hij in de suiker- en rijsthandel bij de firma Valkenburg in Dunnewold. In 1879 trouwde hij met Hendrika Neuhaus.

Batelt trad in 1872 in dienst bij de politie als aspirant-inspecteur. In 1875 werd hij bevorderd tot Inspecteur 2e Klasse en in 1878 tot Inspecteur 1e Klasse. Hij ging werken bij de afdeling 'geheime policie' , de recherche, aan het hoofdbureau van politie aan de Spinhuissteeg. Van deze afdeling, opgericht door hoofdcommissaris Franken en  later omgedoopt  tot Centrale Recherche, werd Batelt het eerste hoofd.  De recherche hield anarchisten en vreemdelingen in de gaten en onderzocht misdrijven die te complex waren voor de agentenrechercheurs in de secties, vergelijkbaar met de huidige wijkteams.

De invoering van de fotografie bij de Amsterdamse politie is nauw verbonden met  Christiaan Batelt. Ter voorbereiding op de Wereldtentoonstelling van 1883 in Amsterdam ging Batelt met een delegatie van de Amsterdamse recherche op werkbezoek bij de Parijse politie. Daar kregen zij uitleg over de politiemaatregelen tijdens de Wereldtentoonstelling van 1878 in Parijs. Franse rechercheurs waren  uitgerust met zakboekjes met portretfoto's van beroepsdieven en zakkenrollers om deze in de mensenmassa van het evenement op te kunnen sporen. De Parijse politie beschikte al sinds 1874 over een fotografisch atelier. Batelt was zeer onder de indruk van het gebruik van de fotografie als hulpmiddel voor de politie. Terug in Amsterdam wist hij nog in 1883 de aanstelling van Johannes Huijsen, een fotograaf uit Hoorn, bij de Amsterdamse politie te bewerkstelligen.

In 1896 werd er, na een verbouwing van het hoofdbureau van politie aan de Spinhuissteeg, op de zolder een fotografisch atelier ingericht. Ook in 1896 werd in Nederland het vervaardigen van signalementkaarten van veroordeelden ingevoerd. De signalementen, gerubriceerd volgens het systeem van Alphonse Bertillon van de Parijse politie, omvatten  antropometrische gegevens (lichaamsmaten) en beschrijvingen van onder andere het oor, omdat geen twee oren precies overeen kwamen. Zo ontstond het 'portret parlé'. Twee fotoportretten van de veroordeelde, één en face en één en profil  werden aan de signalementkaart toegevoegd.  Deze 'Bertillonage' bleek echter een tijdrovend werk. Meer succes bracht de invoering van de dactyloscopie en vanaf 1905 werden dan ook de vingerafdrukken onderdeel van de signalementkaart.  Batelt maakte een begin met het fotograferen van lijken ter identificatie.  Op de Oude Ooster- en Westerbegraafplaatsen werd hiervoor een huisje ingericht.

In de collectie van het NVI bevinden zich vier nagenoeg identieke zakboekjes met portretfoto's in klein formaat van gesignaleerde internationale misdadigers. Deze boekjes werden, naar Frans voorbeeld,  als opsporingshulp uitgereikt aan rechercheurs van het bureau tot bestrijding van internationale misdadigers, dat bij de Amsterdamse politie was ondergebracht.

De naam van Batelt blijft verbonden aan tal van illustere zaken. In één zaak verkleedde Batelt zich als vrouw om als lokaas te dienen voor de zogenaamde kuitenprikker, een duister figuur die in Amsterdam vrouwen met een scherp voorwerp stak. Het terrein van zijn werkzaamheden bepaalde zich niet alleen  tot ons land. Zo werd zijn hulp zelfs ingeroepen door de Sjah van Perzië. Ook begaf Batelt zich bij belangrijke gebeurtenissen, vermomd als zwerver, tussen het publiek.

De recherche kreeg een bedenkelijke rol tijdens het Internationale Socialistische Congres in 1904. Enkele deelnemers aan het congres bleken te zijn geschaduwd door onbekende figuren. Dit bleken rechercheurs onder leiding van Batelt die voor de gelegenheid tevens een fotograaf had ingehuurd om foto's van de congresgangers  maken. Een Amsterdams raadslid, P.L. Tak, stelde hierover vragen aan de burgermeester. Deze kon over de zaak  geen mededelingen doen omdat hij wist dat Batelt in opdracht van de procureur-generaal handelde.

Christiaan Batelt is de auteur van het boek 'Duister Amsterdam' waarin hij de zaken waaraan hij werkte beschreef. Op 1 mei 1910 ging hij met pensioen. Hij was in het bezit van het ridderkruis van de Orde van Oranje-Nassau en van de Pruisische Kroonorde.

Sjan Drost

Belangrijkste bronnen:
Jos Breukers,  Magiër van de Nieuwendijk. 2003.
Martin Harlaar, Stille Getuigen, Bussum 1998.
Piet de Rooy, Waakzaam in Amsterdam. Hoofdstad en Politie vanaf 1275. Amsterdam 2011.

 

 

 

​Batelt demonstreert hoe een lijk te fotograferen