Het debat over het komende referendum lijkt in eerste instantie niet direct over ‘ons’ als professionals van de opsporing te gaan. De initiatiefnemers van het referendum over wat zij ‘de sleepwet’ noemen, richten zich vooral tegen de bevoegdheden van de veiligheidsdiensten AIVD en MID. Die zouden in hun ogen veel te grote bevoegdheden krijgen om burgers af te luisteren, informatie te delen, enzovoort.
Maar wat de discussie voor ons uiterst relevant maakt, is dat ze alles te maken heeft met de twee zielen in de borst van de samenleving. Aan de ene kant verwachten burgers dat inlichtingendiensten, en dus ook politie en OM, voorop lopen bij het gebruik van technologieën. Zodat misdaden sneller worden opgelost. Vermiste personen sneller worden gevonden. Terrorisme effectiever bestreden kan worden. Cybercrime kan worden tegen gegaan. Kritiek klinkt er als er niet aan die hoge verwachtingen wordt voldaan. Waarom heeft de politie niet voldoende middelen en gekwalificeerd personeel? Hoe kan het toch dat de bestaande wet- en regelgeving zo ver achterloopt bij wat technisch mogelijk is?
Aan de andere kant is er ongerustheid over de macht die ‘de overheid’ in handen krijgt. Wie garandeert straks onze privacy? Hoe lang worden onze gegevens opgeslagen? We kennen allemaal de verhalen van de ex-CIA medewerker Edward Snowden. Sinds zijn onthullingen hebben heel wat mensen de camera op hun laptop, PC of tablet afgeplakt.
Ik voel geen behoefte om me hier te mengen in het debat over de wenselijkheid van een referendum. Maar nu het eenmaal plaatsvindt, is het wel de gelegenheid bij uitstek om na te denken en te discussiëren over hoe we met die twee zielen in de borst omgaan. De kunst zal zijn om de juiste balans te vinden. Het gevaar dat de ene ziel in de borst met zich meedraagt is dat ‘angst’ zo leidend wordt dat de grondrechten van burgers onder druk komen te staan. Het gevaar dat de andere ziel met zich meedraagt is een uiteindelijk verlammend wantrouwen ten opzichte van de overheid.
Het gaat dus om niet minder dan de vraag hoe we aan de ene kant voldoende waakzaam zijn, maar aan de andere kant duidelijk kunnen blijven maken dat we dienstbaar blijven aan de rechtstaat. Praktisch betekent het dat we zo optimaal mogelijk het gat blijven dichten tussen waar we nu staan en de verwachtingen van burgers. Maar ook, dat we ons in dat proces blijven realiseren dat de sky niet de limit is. Daarom moeten we ons laten leiden door wat in de klassieke deugdenleer prudentia wordt genoemd (prudentia staat voor Plato voor voorzichtigheid en wijsheid). En ons dus niet moeten laten verleiden tot onrechtmatige acties(denk aan de IRT-affaire), want als we ons op die zeephelling begeven is het met het vertrouwen van burgers snel gedaan.
Het is een debat dat hoge eisen aan ons stelt. Het vereist openheid en eerlijkheid. Over de sprongen de we moeten maken om nog beter de veiligheid van burgers en rechtstaat te kunnen garanderen. En over waar we nog tekortschieten. Het vereist bovendien dat we ons kunnen verplaatsen in de zorgen van de samenleving. Door duidelijk te maken dat de grondrechten van burgers ons, juist ons, aan het hart gaan.
Columnist van dienst: Wim van Amerongen
Programmadirecteur Herijking Opsporing
Reageren? Mail naar kwaliteitopsporing@politie.nl