Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

 

 

1880 - 1918https://www.politieacademie.nl/thema/Politiegeschiedenis/canonpolitiegeschiedenis/Pages/1880-1918.aspx1880 - 1918
1918 - 1940https://www.politieacademie.nl/thema/Politiegeschiedenis/canonpolitiegeschiedenis/Pages/1918-1940.aspx1918 - 1940
1940 - 1960https://www.politieacademie.nl/thema/Politiegeschiedenis/canonpolitiegeschiedenis/Pages/1940-1960.aspx1940 - 1960
1960 - hedenhttps://www.politieacademie.nl/thema/Politiegeschiedenis/canonpolitiegeschiedenis/Pages/1960-heden.aspx1960 - heden
Canon Politiegeschiedenishttps://www.politieacademie.nl/thema/Politiegeschiedenis/canonpolitiegeschiedenisCanon PolitiegeschiedenisKennis & Onderzoek

04. Gerechtsdienaren en veldwachters

Hoewel het Koning Willem I in oktober 1814 gelukt was de Koninklijke Marechaussee op te richten, mocht dit korps alleen de politiedienst verrichten in het huidige België en in de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. De Koning had dus maar voor een deel zijn zin gekregen. Er waren twee belangrijke redenen om de Marechaussee niet in te voeren in het noorden. De eerste was dat het allemaal veel te duur zou worden en de tweede dat de mensen uit het noorden zo van hun vrijheid hielden dat het beter was daar geen Marechaussee naar toe te sturen die alleen maar deed denken aan de Franse overheersers en hun gendarmerie. Maar wat dan gedaan?

Voor de bevrijding van de Fransen had de gendarmerie zowat alle taken, zoals het vervoeren van gevangenen, voor de gerechtshoven uitgevoerd. Nu de Fransen er niet meer waren, werden er voor dit soort werk de zogenaamde gerechtsdienaren aangesteld. Deze mannen waren in eerste instantie bedoeld om voor de gerechtshoven te werken zoals het bewaken van de orde in de gerechtszalen en het vervoeren van gevangenen, ook wel parketdiensten genoemd. De gerechtsdienaren hadden geen opsporingsbevoegdheid, droegen geen uniform werden niet beëdigd en hadden vaak een bijbaantje omdat ze niet genoeg salaris kregen voor zichzelf en hun gezinnen. Nu was het de bedoeling dat zij ook een deel van de politiedienst zouden gaan uitvoeren. Eigenlijk ging het hier dus om een lapmiddel totdat er een betere oplossing was gevonden.Voor de veldwachters

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Natuurlijk konden de gerechtsdienaren al het politiewerk boven de grote rivieren niet alleen aan. In de Franse tijd was er nog een politieorganisatie ontstaan die de veldwacht werd genoemd. Veldwachters waren politiemannen die dienst deden in de kleinere gemeenten. Ze werden aangesteld en betaald door de gemeenteraad. Meestal waren de gemeenteraden heel erg gierig als het om de betaling van hun veldwachters ging en leden deze mensen vaak armoede. Zo plaatste de gemeenteraad van Oss in 1833 een vacature voor een veldwachter die “behalve eenige voordelen” op een jaarsalaris van  200 mocht rekenen . Het was zelfs zo erg dat er in sommige gemeenten een collectebus in het gemeentehuis stond waar de dorpsbewoners een fooi voor de veldwachter in konden stoppen. Omdat de burgemeesters de baas waren over de veldwachters deden zij vaak allerlei klusjes zoals het bezorgen van de post. Van bewapening of uniformering was meestal geen sprake of het was een pet of hoge hoed met het gemeentewapen en een stok om eventueel mee te slaan. Sommige gemeenteveldwachters waren zelf heel oude mannen. Er zijn veldwachters geweest van wel tachtig jaar. Ook is er een verhaal bekend van een gemeenteraad die niet wilde betalen voor een nieuwe winterjas van de veldwachter die daardoor kou leed. De burgemeester vond dat zo erg dat hij zelf maar een jas voor de man kocht. In die tijd was het ook heel normaal dat een veldwachter niet kon lezen en schrijven en dus ook geen proces-verbaal kon opmaken. Iemand die op heterdaad betrapt werd, werd meestal direct getrakteerd op een pak slaag. Verloor de veldwachter het “gevecht” dan hoefde de burgemeester en de gemeenteraad zich meestal geen zorgen te maken want van enige schadeloosstelling was geen sprake.

Het verschil tussen de politiekorpsen op het platteland had dus in de eerste helft van de negentiende eeuw niet groter kunnen zijn. De militaire Koninklijke Marechaussee in het zuiden en de gerechtsdienaren en veldwachters in het noorden. Toch betekende dit niet dat burgemeesters niet wilden inzien dat van hun veldwachters enige opleiding mocht worden verwacht en dat de gemeenteraden meer moesten betalen voor hun politieman. Langzaam, héél langzaam, was er na 1850 enige verbetering te zien. Toch bleef het platteland voor wat betreft zijn politie achter bij de snellere ontwikkeling zoals die in de grotere steden vorm begon te krijgen. Daar werd meer de noodzaak gevoeld van een meer professionele politie. Daarbij gingen de gedachten zeker niet uit naar een gendarmeriesysteem. Het grote voorbeeld voor een toekomstige politieorganisatie lag voor de gemeentebesturen van de grotere steden niet in Frankrijk maar in het liberale Groot-Brittannië.

De veldwachter
Een al wat op leeftijd zijnde gemeenteveldwachter.