Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

 

 

1880 - 1918https://www.politieacademie.nl/thema/Politiegeschiedenis/canonpolitiegeschiedenis/Pages/1880-1918.aspx1880 - 1918
1918 - 1940https://www.politieacademie.nl/thema/Politiegeschiedenis/canonpolitiegeschiedenis/Pages/1918-1940.aspx1918 - 1940
1940 - 1960https://www.politieacademie.nl/thema/Politiegeschiedenis/canonpolitiegeschiedenis/Pages/1940-1960.aspx1940 - 1960
1960 - hedenhttps://www.politieacademie.nl/thema/Politiegeschiedenis/canonpolitiegeschiedenis/Pages/1960-heden.aspx1960 - heden
Canon Politiegeschiedenishttps://www.politieacademie.nl/thema/Politiegeschiedenis/canonpolitiegeschiedenisCanon PolitiegeschiedenisKennis & Onderzoek

41. De jaren zestig en de nieuwe gezagscrisis

Aan het begin van de jaren zestig van de twintigste eeuw had Nederland zich in grote lijnen hersteld van de Tweede Wereldoorlog. De economie en de welvaart waren gegroeid en iedereen leek tevreden met wat er bereikt was. Toch heerste er ook steeds meer onvrede onder vooral de jongeren die de oorlog niet hadden meegemaakt. Zij vonden Nederland maar een bekrompen land waar iedereen in een hokje werd gestopt en waar vooral niemand boven het maaiveld mocht uitkomen of zich anders gedragen. Langzaam maar zeker kwam er steeds meer tegenstand tegen alles wat door hen als autoritair werd gezien. Om de orde te handhaven maakte de overheid gebruik van de politie en daarmee waren de conflicten met de politie die het gezag vertegenwoordigde voorgeprogrammeerd.

Vooral in Amsterdam deden jongeren van zich spreken die zich provo’s noemden. Een van hun liefhebberijen was het de politie te provoceren vandaar ook het woord provo’s. Dit provoceren begon eigenlijk bijna altijd geweldloos. Zo verzamelden zich provo’s rond het beeldje van “Het Lieverdje”en hielden daar zogenaamde “happenings” waar iedereen zo’n beetje kon vertellen wat hem of haar op de lever lag. Politiemannen en hun leidinggevenden wisten zich geen raad met deze vertoningen en rekenden het meestal tot een ordinaire verstoring van de openbare orde. Het gevolg was dat politie gelijk de gummistok trok en de provo’s en iedereen die met het sympathiseerde van langs gaf. Hiermee bereikten de jongeren wat zij wilden: de politie afschilderen als een werktuig van het gezag dat zij verafschuwden.
politie
Toch was er niet alleen in de hoofdstad trammelant. Een paar jaar eerder roerden zich op het platteland in het oosten van het land de boeren, toch niet de grootste revolutionairen, onder de leiding van de later bekend geworden leider van de Boerenpartij H. Koekoek. De boeren liepen te hoop tegen een nieuwe indeling van de grond waarvoor zij meer moesten gaan betalen. Toen de boeren een stuk weg wilden afsluiten waarover de Koningin zou reizen greep de politie in. Omdat dit gebeuren op het platteland plaats vond was het vooral de rijkspolitie die in actie kwam. Samen met leden van de gemeentepolitie verjaagde zij de boeren en soms ging dat gepaard met een getrokken pistool. De Koninklijke Marechaussee hoefde tot haar spijt niet in actie te komen. Na afloop was de leiding van het korps Rijkspolitie ingenomen met het feit de klus bijna alleen geklaard te hebben.

Het protest van de provo’s en de boeren was dan voor de overheid wel ergerlijk geweest, van echte gewelddadigheden kon eigenlijk niet gesproken worden. Dit leek vanaf het midden van de jaren zestig te veranderen. Tijdens het huwelijk van prinses Beatrix en prins Claus in maart 1966 werd er een rookbom naar hun koets geworpen. Voor de oudere generatie een ongehoorde en bijna misdadige daad. Drie maanden later brak in de hoofdstad het bouwvakoproer uit. Tijdens de onlusten verloor een man het leven en de politie werd ervan beschuldigd het slachtoffer van het leven beroofd te hebben. Iets later berichtte dagblad De Telegraaf dat de man aan een hartaanval overleden was. De boze betogers keerden zich toen tegen de krant en probeerden een drukkerij in brand te steken. Later bleek de man inderdaad aan een hartaanval te zijn bezweken. Dit alles nam niet weg dat de politie hard was opgetreden en niet schuwde met motor met zijspan op het publiek in te rijden en rake klappen uit te delen. Televisiebeelden getuigden daar ten overvloede van.

De zaak kon dus niet met een sisser aflopen, er moest een commissie aan te pas komen die zich over de rellen zou buigen. Deze Commissie-Enschede kreeg de vrije hand het handelen van het bestuur maar vooral ook de politie eens tegen het licht te houden. Het oordeel van Enschede en de zijnen was keihard. Bestuurders en de politieleiding hadden zich laten leiden door geëmotioneerdheid en bleken veel te weinig objectief te zijn geweest. Maar ook de gewone politieman kreeg ervan langs. Die was veel te autoritair geweest en had dus op de jeugd ingeslagen. Daar moest volgens Enschede een eind aan komen! De jeugd moest veel meer vrij baan krijgen en politiemannen dienden net als politiehonden aan een korte lijn worden gehouden. Erg leuk was dit oordeel voor de meeste agenten die het hadden meegemaakt natuurlijk niet. Sommigen reageerden wrokkig en anderen vroegen zich af of het niet nodig zou zijn de taken én het functioneren van de politie te herrijken en meer te laten aansluiten bij de veranderende samenleving. Met deze ontwikkeling werden grote veranderingen binnen de politie in gang gezet.

politiemensen met wapen