Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

23. Bezuinigingen en gemor

Nederland was er in de Eerste Wereldoorlog nog genadig van afgekomen. Van schade en verwoesting was nauwelijks sprake. Het was dan ook niet zo verwonderlijk dat de meeste Nederlanders het leventje van voor de oorlog zo snel als mogelijk wilden oppakken en de ongemakken van de voorgaande jaren vergeten. De economie trok redelijk snel weer aan maar in 1922 begon er een crisis die direct duidelijk maakte dat het naoorlogse optimisme wat voorbarig was geweest. Nu bleek maar weer eens hoe belangrijk een handelspartner zoals Duitsland was. Daar ging het echter helemaal niet goed omdat dit land de schuld van de oorlog gekregen had en enorme sommen moest betalen om verwoeste streken in Frankrijk en België weer op te bouwen. De Duitsers hadden dus weinig en daarbij kwam een enorme inflatie waardoor één brood wel een miljard mark kon kosten.

In 1922 begon de Nederlandse regering dan ook te denken aan bezuinigingen op de rijksbegroting. Alle departementen zouden tegen het licht worden gehouden om te bekijken of daar iets te halen viel. Het Ministerie van Financiën stelde verschillende bezuinigingscommissies in die dat werk moesten gaan doen. Uiteraard werd ook het Ministerie van Oorlog door leden van de bezuinigingscommissie bezocht. 

defensie functionarissen  Het duurde niet lang of de politietroepen kwamen ter sprake. De hamvraag was waar dit nieuwe militaire politiekorps nu eigenlijk voor diende? Het meeste werk werd verricht in de grensbewaking, maar die kon snel worden verkleind omdat er langzaamaan een normale situatie aan de grens terugkeerde. Volgens de commissieleden kon er ook geen sprake van zijn dat de militaire politie er alleen maar was voor de ordehandhaving en meer speciaal het neerslaan van grootschalige onlusten. Voor dat doel was het allemaal veel goedkoper geweest als de Koninklijke Marechaussee was uitgebreid. De argumenten van generaal Van Haeften om dit niet te doen hadden de Nederlandse staat handenvol geld gekost. Het advies van de bezuinigingscommissie was dan ook om het korps Politietroepen op te doeken en de Koninklijke Marechaussee uit te breiden. Een stevige bezuiniging kon zo worden bereikt.
Politiefunctionarissen
Dat was natuurlijk de knuppel in het kippenhok gooien. De tegenstanders van de generaal roerden zich nu in alle hevigheid. De opvolger van Van Haeften, P. van Oort, was altijd al een tegenstander van de politietroepen geweest. Hij koos er nu voor om onder een pseudoniem in verschillende kranten zijn verhaal te doen. Hij pleitte er niet alleen voor om de politietroepen op te heffen, maar gaf ook nog eens aan dat er een algemene veiligheidspolitie moest komen naar het model van de Marechaussee waarvan ook de Rijksveldwacht deel zou uitmaken.

politieauto uit de eerste wereldoorlog Op de reactie vanuit de Rijksveldwacht kon men natuurlijk wel wachten. In het korpsblad reageerde de redactie tamelijk hooghartig. Die vond dat het hier om een aangelegenheid ging tussen de beide militaire politiekorpsen waarmee de leiding en de leden van de Rijksveldwacht helemaal niets te maken hadden. Die militairen moesten het maar uitvechten, de Rijksveldwacht was in deze neutraal. Die neutraliteit was natuurlijk een wassen neus. Binnen de Rijksveldwacht werd gehoopt zoveel mogelijk buiten schot te blijven waar het de bezuinigingen betrof. Indien óf de politietroepen óf  de Koninklijke Marechaussee een veer moesten laten dan kon dat alleen maar in het voordeel van het eigen korps zijn. Toch kwam ook de Rijksveldwacht er niet zonder kleerscheuren af. De opleidingsschool, een lang gekoesterde wens binnen het korps, die kort na de Eerste Wereldoorlog was opgericht werd in 1922 wegbezuinigd.

Uiteindelijk waren het vooral de politietroepen die moesten inleveren. De sterkte die begin jaren twintig ruim 2.000 man bedroeg werd teruggebracht tot een kleine 1.400. Dat was echter niet al te dramatisch omdat voor de grensbewaking steeds minder personeel nodig was. Om niet verder in de kijker te lopen stelde de leiding van het korps zich bescheiden en terughoudend op. Bij iedere gelegenheid werd erop gehamerd dat de politietroepen géén onderdeel uitmaakten van de politie en alleen assistentie verleenden daar waar dat nodig was. In de praktijk zag het er echter anders uit. De concurrentie tussen de verschillend korpsen was met de bezuinigingen in een nieuwe fase gekomen. Met argusogen hielden vooral de rijkspolitiekorpsen elkaar n de gaten.

Rijksveldwachters op weg naar een actie