Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

20. De Novemberrevolutie van 1918

Zo plotseling als de Eerste Wereldoorlog was begonnen zo plotseling eindigde hij ook. Opeens realiseerden de mensen zich dat de nachtmerrie voorbij was. Het grote sterven op het slagveld leek geëindigd. Toch waren ook velen zich ervan bewust dat de vrede ook nieuwe gevaren in zich borg. In Duitsland waren soldaten in opstand gekomen en de Duitse keizer had de wijk genomen naar het neutrale Nederland. Hij had daarmee het voorbeeld van de Russische tsaar niet gevolgd. Keizer Wilhelm II had het geluk dat hij het nog kon navertellen en niet geëxecuteerd was.

In Nederland waren in oktober 1918 rellen uitgebroken onder de gemobiliseerde soldaten in de Harskamp. De militairen hadden daarbij een paar barakken in brand gestoken. Het ging ze daarbij helemaal niet om politieke zaken, maar om verlof. De meesten hadden niets te doen en wilden graag een paar dagen naar hun familie of vriendin. De Nederlandse regering zocht er echter meer achter; waren hier misschien communisten aan het werk die het wettige gezag omver wilden werpen en daarvoor deze soldaten voor hun karretje wilden spannen? Vraag was ook hoe betrouwbaar de soldaten na vier jaar oorlog eigenlijk nog waren, waren ze niet meer een gevaar geworden, zeker met al die vuurwapens. Het leek dus meer dan raadzaam het hele leger zo snel als mogelijk te demobiliseren en de wapens in te nemen.

Met het naar huis sturen van de soldaten leek de geest evenwel niet meer in de fles te houden. Dit bleek op 12 november toen de sociaal-democratische voorman P. Troelstra in de Tweede Kamer verkondigde dat de revolutie aanstaande was en dat de Nederlandse regering maar beter de macht aan hem kon overdragen om zo eventueel bloedvergieten te voorkomen. Op de politie, zo verklaarde hij, kon de regering niet meer rekenen omdat die de zijde van de revolutie gekozen had. Bij de ministers sloeg nu de paniek toe. Het leger en de politie leken niet meer te vertrouwen, wie moest het gezag handhaven? De burgemeester van Rotterdam was zelfs al gesprekken met de socialisten begonnen om te kijken hoe de macht in de grote havenstad kon worden overgedragen.

Na een paar dagen bleek echter dat het Nederlandse volk helemaal geen zin had in een revolutie en zeker niet in het wegjagen van de Koningin. De meeste mensen wilden gewoon weer een normaal leven in vrede en voorspoed en geen experiment waarvan zij niet wisten waar dat op zou uitdraaien. Gezien de burgeroorlog en Rusland en de bijna-burgeroorlog in Duitsland voorspelden weinig goeds.

Opeens besefte de regering dat het moment van een revolutie was voorbijgegaan. Troelstra had de situatie volkomen verkeerd ingeschat. Van alle kanten kwamen nu de betuigingen van trouw binnen. Voor wat de politie betreft leek er weinig aan de hand te zijn geweest. Bij de Koninklijke Marechaussee en ook de Rijksveldwacht had men zijn diensten gewoon gedraaid alleen waren er wat geluiden van sympathie voor Troelstra geweest. Pas kort geleden is duidelijk geworden dat de voorzitter van de Algemeene Bond voor Politiepersoneel in Nederland Troelstra in een geheim briefje had laten weten dat de politie aan zijn kant stond. Zich beroepend op dat briefje meende de socialistische voorman dat hij nu op de gehele politie kon rekenen. Een grove misvatting zo bleek.

Van de Nederlandse revolutie kwam dus hoegenaamd niets terecht. Na een zucht van opluchting te hebben geslaakt staken de ministers de koppen bij elkaar om te overleggen hoe zij konden voorkomen nog eens in een zulke penibele situatie te geraken. Minister van Justitie Heemskerk, die was misschien wel het minst flink geweest, begon gelijk met zijn ambtenaren aan de slag te gaan om tegenmaatregelen te nemen om een toekomstige revolutie in de kiem te smoren. Hij kon dat op twee manieren doen: de eerste was een echte versterking van de politie - het liefst de Koninklijke Marechaussee, want die was het loyaalst gebleken - met betrouwbaar personeel, de tweede manier was proberen de wetgeving zo te veranderen dat die een wapen kon worden in de strijd tegen diegenen die in zijn ogen een bedreiging voor het wettig gezag vormden. Het eerste wapenfeit was echter de oprichting van de Centrale Inlichtingendienst in november 1918. Nederland had daarmee zijn eerste binnenlandse veiligheidsdienst.