Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

18. Rijks- en gemeentepolitie voor de Eerste Wereldoorlog

Met de conclusies van de Commissie-Kist werd na 1900 vrijwel niets gedaan. Een Politiewet was er nog steeds niet en de samenvoeging van de Rijksveldwacht en de Koninklijke Marechaussee tot één korps Rijkspolitie leek verder weg dan ooit. Eigenlijk was er aan het begin van de twintigste eeuw aan het front van de Nederlandse politie helemaal niets verbeterd. Op een sterk veranderende samenleving was die politie helemaal niet ingesteld, niet mentaal en niet qua organisatie.

Dat de Nederland en de wereld snel aan het veranderen was bleek bijvoorbeeld uit steeds grootschaliger protesten, stakingen en onlusten. Buitengewoon veel indruk maakten de spoorwegstakingen van 1903. In dat jaar staakten de spoorwerkers en viel het treinverkeer stil. De schrik sloeg de regering om het hart. Nu bleek maar eens hoe kwetsbaar Nederland was als de bestaande infrastructuur niet meer kon worden gebruikt. Het wegennet kon nog lang niet op tegen de spoorwegen die op dat moment de modernste vorm van vervoer in ons land waren. En het ging hier niet alleen om het vervoer van passagiers van en naar hun werk! Belangrijker was dat de spoorwegen allerlei goederen transporteerden waaronder steenkool. Deze steenkool kwam van de mijnen in Zuid-Limburg en was onmisbaar als brandstof. Alles werd ermee gedaan. Stoomlocomotieven reden erop, huizen werden ermee gestookt en eten werd ermee gekookt. Een verstoring van de distributie van kolen betekende dus dat het land tot stilstand kon komen. De arbeiders wisten dit en hadden als leus: “Heel het raderwerk staat stil als U dat wil”.

De regering kwam tot de conclusie dat ze twee dingen kon doen. Ten eerste kon men de arbeiders meer rechten geven zonder al teveel toe te geven. Op die manier kon misschien de grootste ontevredenheid worden weggenomen. De overheid moest wel de baas in eigen huis blijven en het werkvolk moest gehoorzaam zijn. Om dat laatste te bereiken moest er stevig worden opgetreden tegen protesten en stakingen. Dit moest gebeuren door de inzet van de politie en waar dat nodig was kon het leger worden ingezet.

De vraag was nu of die rijks- en gemeentepolitie grootschalige onlusten eigenlijk wel aankon, waren er eigenlijk wel genoeg agenten? Steeds meer leefde bij de regering en lagere bestuurders het gevoel dat de politie het in een crisis niet aan zou kunnen. Uitbreiding van de politie was dus aan de orde. De politie eenvoudigweg uitbreiden was echter helemaal niet zo gemakkelijk. Ten eerste kostte dat handenvol met geld dat er niet was of dat men liever net aan de politie uitgaf. Verder was het niet mogelijk zoveel nieuwe politiemannen te laten instromen zonder een gedegen opleiding. Aan die opleiding hadden de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken zich eigenlijk nooit veel gelegen laten liggen. Het was dus maar de vraag hoe goed en hoe betrouwbaar die nieuwe politiemannen zouden zijn en of ze op de lange duur niet zelfs een risico voor de staat zouden vormen omdat zij al met socialistische ideeën waren besmet.

Daar kwam ook nog bij dat de reputatie en het aanzien van de politie bij de bevolking over het algemeen niet al te best was. Van de Koninklijke Marechaussee werd vaak gezegd dat zij veel te hard optraden. Dit had de leden van “Het Wapen”, zoals de marechaussees hun korps noemen, de bijnaam kozakken opgeleverd. Bij de Rijksveldwacht was het vooral teleurstelling die zich binnen de gelederen deed voelen. Al jaren werd er gestreden voor lotsverbetering, maar eigenlijk was er nog steeds niets gebeurd. Zo moest iedere rijksveldwachter aan het begin van zijn carrière veel van zijn salaris afstaan voor zijn pensioen. Dat maakte weer dat een rijksveldwachter met een groot gezin het zeer moeilijk had. Voor bevordering kwam men pas in aanmerking na vele jaren trouwe dienst. Geen motivatie om dienst te nemen bij de Rijksveldwacht zou men denken. De gemeentepolitie stond er in vergelijking met de rijkspolitiekorpsen niet veel beter voor. Weliswaar waren er hervormingen doorgevoerd en een verdere professionalisering in gang gezet, maar van een duidelijke lotsverbetering kon niet echt worden gesproken. Al met was de situatie voor de Eerste Wereldoorlog niet al te best en werd het imago van de politie schade toegebracht.