Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

 

 

1880 - 1918https://www.politieacademie.nl/thema/Politiegeschiedenis/canonpolitiegeschiedenis/Pages/1880-1918.aspx1880 - 1918
1918 - 1940https://www.politieacademie.nl/thema/Politiegeschiedenis/canonpolitiegeschiedenis/Pages/1918-1940.aspx1918 - 1940
1940 - 1960https://www.politieacademie.nl/thema/Politiegeschiedenis/canonpolitiegeschiedenis/Pages/1940-1960.aspx1940 - 1960
1960 - hedenhttps://www.politieacademie.nl/thema/Politiegeschiedenis/canonpolitiegeschiedenis/Pages/1960-heden.aspx1960 - heden
Canon Politiegeschiedenishttps://www.politieacademie.nl/thema/Politiegeschiedenis/canonpolitiegeschiedenisCanon PolitiegeschiedenisKennis & Onderzoek

15. De nieuwe eeuw begint

Rond 1900 had Nederland een gecompliceerde politieorganisatie die uit Rijksveldwacht (ongeveer 900 man), Koninklijke Marechaussee (bijna 1.000), Gemeentepolitie en gemeenteveldwacht (ongeveer 10.000 man) bestond. Daarnaast was er een handjevol rijksveldwachters-rechercheur. Een Politiewet was er niet en in de politiek bestond grote onenigheid hoe de Nederlandse politie er in de toekomst zou moeten uitzien, militair of burgerlijk. Deze situatie was niet gezond waar het om de verhoudingen tussen de verschillende politiekorpsen ging. Al snel werd er over een weer met modder gegooid en probeerde men elkaar vliegen af te vangen. De politiek was verantwoordelijk geweest voor het scheppen van deze problemen en het was dus ook aan de politiek om de plooien glad te strijken. Hoe dat nu te doen? Naar goed Hollands gebruik moest er maar weer eens over worden nagedacht en wie konden dat beter dan een stel geleerde heren. Op 6 oktober 1898 stelde de minister van Justitie een staatscommissie in onder de leiding van procureur-generaal en liberaal Kamerlid H. Kist uit Amsterdam. Veel politiemannen hadden hun hoop op Kist gevestigd. Hij zou wel aandringen op een goede Politiewet en als die er eenmaal was zouden zij ook een beter salaris en pensioenregeling krijgen. De verwachtingen waren dus hoog gespannen en de eerste politievakbonden deden er alles aan om Kist de belangen van de georganiseerde en individuele politieman onder ogen te doen zien.

De minister van Justitie wilde eigenlijk helemaal niet dat Kist en de zijnen zich al te precies zouden uitlaten over wat voor Nederland en de politie het beste zou zijn. In zijn opdracht aan de commissie vroeg hij dan ook maar eens te bekijken hoe er verbetering kon worden gebracht in de uitvoering van de taken van mensen die leiding gaven aan de politie. Van een Politiewet of één nationale politie was al helemaal geen sprake.

Kist ging in januari 1899 voor zijn baas aan het werk. Eigenlijk was het maar een eigenaardige commissie omdat er helemaal geen vertegenwoordigers van de ministeries van Oorlog en Binnenlandse Zaken zitting in hadden. Evenmin was in geen velden of wegen een vertegenwoordigers van Koninklijke Marechaussee en Rijksveldwacht te bekennen. Toch was de Amsterdamse procureur-generaal geen echt gehoorzaam werknemer. Tijdens de installatie van de commissie gaf hij al aan dat er moeilijk verbetering in de politieorganisatie te verwachten viel als er niet ook een goede Politiewet zou komen. Dat voorspelde al weinig goeds voor de minister van Justitie als die gedacht had dat Kist hem wel even ter wille zou willen zijn kwam hij bedrogen uit.

Het rapport dat Kist maakte bestond uiteindelijk uit tien hoofdstukken en kwam in 1901 uit. Het meest in het oog springend was allereerst de vraag wie nu eigenlijk de baas was over de rijkspolitie. In ieder geval moest er geen aparte minister van Politie komen, daar kwam alleen maar grote ellende van en een voorbeeld was Turkije. De rijkspolitie kon maar het beste onder de minister van Justitie blijven die er dan wel een hoofdambtenaar aan de leiding moest zetten. Dit was allemaal nog tot daaraan toe, maar toen schreef Kist is twee zinnetjes dat de Koninklijke Marechaussee maar moest opgaan in de Rijksveldwacht. De kat was nu in de spreekwoordelijke gordijnen. Bij het departement van Oorlog werd dit als een regelrechte belediging opgevat en daar werd dan ook besloten nooit in dit soort plannen mee te gaan. De Marechaussee was van Oorlog en zou dat blijven ook!

Om de boel nog verder te compliceren kwamen korte tijd later Kist en twee andere commissieleden met afzonderlijke nota’s. Hieruit bleek maar weer eens dat de commissieleden het helemaal niet eens waren. Het was allemaal mosterd na de maaltijd. Wederom waren velen die politie een warm hart toedroegen hevig teleurgesteld, niet in het minst bij de Koninklijke Marechaussee die het een paar jaar eerder nog zo goed had gedaan in het noorden van Nederland.

De messen konden opnieuw worden geslepen in het Nederlandse politieland. De politiek had van een moeilijke zaak een heet hangijzer gemaakt waaraan velen zich in de toekomst nog zouden branden.

helm