Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

Willem Voormolen 1856 - 1909

Willem Voormolen (luitenant ter zee bij de marine, burgemeester van Veendam en Doesburg, hoofdcommissaris van politie te Rotterdam) werd op 10 mei 1856 geboren te Enkhuizen als zoon van Albertus Voormolen (chirurgijn en vroedmeester) en Clasina Margaretha van Ameyden van Duym. Op 23 juni 1887 trouwde hij met Aleida Maria Wentholt (1866-1913), met wie hij een zoon (de bekende componist Alexander Voormolen) en een dochter kreeg – deze laatste trouwde overigens met een neef van Theodorus Marinus Roest van Limburg, Voormolens opvolger.

Willem Voormolen, geboren in 1856, maakte aanvankelijk carrière bij de marine. Na zijn opleiding vertrok hij in 1875 als adelborst 1e klasse naar West-Indië. Vervolgens werd hij benoemd tot luitenant ter zee, en tussen 1876 en 1880 deed hij dienst in Oost-Indië, in Atjeh en de Molukken. In 1880 maakte hij kennis met Rotterdam, waar hij tot 1883 was gedetacheerd. Daarna werd hij opnieuw naar Oost-Indië gezonden, waar hij in 1885 onder meer deelnam aan de blokkade van Atjeh, waarmee Nederland op dat moment in oorlog was.

Bij Atjeh kreeg Voormolen te maken met de strijd tegen de internationale smokkelhandel. Onder zijn leiding werd een Engels stoomschip met contrabande ingenomen, dat na betaling van een boete van 20.000 gulden en verbeurdverklaring van de smokkelwaar pas weer verder mocht varen. In december 1885 raakte hij in de strijd gewond aan het hoofd. Kort na zijn herstel, in 1887, kreeg hij eervol ontslag.

Na zijn militaire carrière werd Voormolen in 1888 burgemeester van Veendam. Die functie zou hij bekleden tot 1891, waarna hij burgemeester werd van Doesburg. In 1893 maakt hij de overstap naar de Rotterdamse politie, waar hij op 1 februari werd benoemd tot hoofdcommissaris.

Een belangrijke opdracht voor de nieuwe hoofdcommissaris was het reorganiseren van zijn korps, om het slagvaardiger te maken. Het Palingoproer in 1886 in Amsterdam, dat door het leger moest worden neergeslagen, had aangetoond dat de politie in Nederland bij dergelijke grootschalige ordeverstoringen tekortschoot. Ter voorbereiding op die reorganisatiemissie maakte Voormolen in 1893 een studiereis langs verschillende Europese politiekorpsen: in Parijs, Nantes, Bordeaux, Berlijn, Hamburg, Bremen, Antwerpen, Liverpool en Londen.

Die reis bleek verre van vruchteloos, want in december 1894 presenteerde Voormolen een uitgebreid reorganisatieplan. Met het oog op de komende annexatie van de gemeenten Kralingen en Charlois, en delen van IJsselmonde en Overschie, zou er een moderner en hiërarchischer politieapparaat moeten ontstaan. Met Voormolens plan werd allereerst de scheve verhouding tussen de hoofdcommissaris en zijn commissarissen rechtgetrokken: de commissarissen moesten zich in alles, behalve in justitiële zaken, schikken naar hun chef.

Daarnaast introduceerde Voormolen kortere werktijden om de positie van politieagenten te verbeteren. Nieuwe agenten zouden een opleiding van drie maanden volgen, waarin ze onder meer werden onderwezen in schermen, jiujitsu, wetskennis en EHBO. Maar het belangrijkste gevolg van Voormolens reorganisatie was misschien nog wel de oprichting van drie nieuwe diensten: de Bereden Brigade, de Rivierpolitie en de Centrale Recherche.

Aan het reorganisatievoorstel hing een fiks prijskaartje: 90.000 gulden. De gemeenteraad zag echter de noodzaak tot reorganisatie in, en gaf in juli 1895 zijn goedkeuring aan het voorstel. In de kranten werd lovend gereageerd; twee van de vier commissarissen waren echter minder blij met de inperking van hun gezag, zij namen ontslag.

Voormolens succes bleef niet onopgemerkt, en in 1895 werd hij door de burgemeester van Amsterdam aangezocht om daar hoofdcommissaris te worden – hij bleef echter in Rotterdam, waar hij nog diverse nieuwigheden introduceerde. Zo bedacht hij in 1897 een hijstoestel waarmee patiënten per brancard eenvoudig van een schip naar een naastgelegen sloep of naar de wal konden worden overgebracht, en in 1898 introduceerde hij een nieuw model handboeien, die gemakkelijker in elkaar grepen en zo een stuk gebruiksvriendelijker waren. Eind negentiende eeuw richtte hij een landelijk overlegorgaan op: de Broederschap van Hoofdcommissarissen en Commissarissen van Politie.

Ook in de jaren daarna bleef Voormolen zijn stempel drukken op de politie in Rotterdam en daarbuiten, mede onder invloed van buitenlandse studiereizen. Zo besteedde hij in 1901 zijn zomervakantie aan een studiereis naar de politie in New York en Chicago. Na een volgende studiereis naar New York, introduceerde hij in 1904 de dactyloscopie bij de Rotterdamse recherchedienst. Zijn buitenlandse contacten bleven niet alleen beperkt tot eenmalige studiereizen: Voormolen onderhield bijvoorbeeld goede contacten met zijn collega Dunning in Liverpool, wat leidde tot samenwerking over en weer.

Na langdurige ziekte vroeg Voormolen op 1 oktober 1907 eervol ontslag, wat hem op 1 januari 1908 werd verleend. In december 1907 was hij vanuit een Rotterdams ziekenhuis verhuisd naar zijn nieuwe woonplaats, Den Haag.

In april 1909 kreeg de oud-hoofdcommissaris nog een nieuwe opdracht: door de minister van Justitie werd hem gevraagd te onderzoeken of de politie in Papendrecht voldoende doeltreffend was, of dat administratieve maatregelen moesten worden getroffen tegen de daar actieve rijkspolitie. De bevolking en de rijksveldwachters leefden daar namelijk op gespannen voet met elkaar, nadat Papendrechtse veldwachters eind 1907 een verdachte van vernieling van een ruit hadden mishandeld, en verhalen de ronde deden dat dergelijke mishandelingen vaker voorkwamen. Kort nadat hij zijn rapport had voltooid, overleed Voormolen in juli 1909 op 53-jarige leeftijd.

Jan Jacob Mekes

Belangrijkste bronnen:

  • Fijnaut, Cyrille, De geschiedenis van de Nederlandse politie: Een staatsinstelling in de maal-stroom van de geschiedenis (Amsterdam 2007).
  • Jong, H. de, Beknopt overzicht van de geschiedenis der Rotterdamse politie 1340-1952 (Rotterdam 2001).
  • Manneke, Nelleke, Korps zonder kapsones: Geschiedenis van de Rotterdamse gemeentepolitie 1340-1993 (Bussum 1993).
  • Manneke, Nelleke, Uit oogpunt van policie: Zorg en repressie in Rotterdam tussen 1870 en 1914 (Arnhem 1993).
  • Meershoek, Guus, De geschiedenis van de Nederlandse politie: De Gemeentepolitie in een veranderende samenleving (Amsterdam 2007).
  • Smeets, Jos, De geschiedenis van de Nederlandse politie: Verdeeldheid en eenheid in het rijkspolitieapparaat (Amsterdam 2007).

Bron illustratie: Historische Collectie Politie Eenheid Rotterdam

Foto Willem Voormolen