Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

Johannes Kolf 1915 - 1945

​Johannes (Jo) Kolf werd geboren op 6 november 1915 in het dorpje Westmaas in de Hoeksche Waard als zoon van Krijn Kolf en Pleuntje Hensen. Joop was het tiende kind van de zestien kinderen die het echtpaar zouden krijgen. Zijn vader was werkzaam in de landbouw, vooral de vlasteelt kon in die streek veel handwerkers gebruiken, zijn moeder bestierde een klein winkeltje. Het gezin maakte deel uit van de gereformeerde kerk wat niet verwonderlijk was aangezien de Hoeksche Waard deel was van wat nu bekend staat als de Nederlandse bijbelgordel.

Joop Kolf was altijd bezig met cursussen en het was zijn ambitie om zijn horizon buiten het platteland van de Hoeksche Waard te verbreden. Hoewel hij gebruik kon maken van een vrijstelling voor militaire dienst vanwege broederdienst besloot hij daarom toch in dienst te gaan. Eind 1935 werd hij opgeroepen om zich in Breda te melden als huzaar, een jaar later werd hij bevorderd tot wachtmeester om op 1 januari 1937 met groot verlof te gaan.      

De vraag was nu wat te doen na militaire dienst? De banen lagen niet voor het oprapen en Nederland was in de greep van de zwaarste economische recessie die de wereld ooit gezien had. Een mogelijkheid was te solliciteren naar een baan bij het militaire korps Politietroepen dat in die tijd snel uitbreidde. Jongemannen die voor zes jaar tekenden konden, via het zogenaamde capitulantenstelsel, daarna rekenen op een overheidsbaan waaronder een betrekking bij de politie. Joop greep deze kans met beide handen aan en werd aangenomen. Op 3 maart 1937 kwam hij als soldaat bij het korps terecht om op 28 juni van dat jaar te worden bevorderd tot korporaal.

Korporaal Kolf werd bij de Politietroepen al snel ingezet in wat bekend werd als de strategische beveiliging. Dit hield in dat strategisch belangrijke punten onder permanente bewaking werden gesteld om te verhinderen dat zij bij een onverhoedse aanval in handen van de vijand zouden vallen. In die periode vond Joop de tijd om zijn politiediploma te behalen. Dat gebeurde op dezelfde dag dat zijn broer Adri, die bij de Koninklijke Marechaussee zat, ook slaagde. Op de 10 de mei 1940 werden de politietroepen die de Moerdijkbruggen bewaakten, onder hen Joop Kolf en zijn collega Ko Eijnthoven, ruw gewekt door een aanval van Duitse parachutisten. De confrontatie duurde niet lang en de Nederlanders dolven het onderspit.

Na in juni 1940 kort dienst te hebben gedaan in het verwoeste Rotterdam werd Joop met zijn vriend Ko aangenomen bi de Utrechtse gemeentepolitie. Ko's vader was al lid van dit korps en het lag dan ook voor de hand dat de ongetrouwde Joop bij de familie Eijnthoven in de kost kwam.  Gedurende zijn tijd bij het Utrechtse korps werd hij vooral geconfronteerd met provocaties door de Nederlandse nationaalsocialisten van de NSB en hun knokploegen die Weerafdeling werden genoemd (WA). Aangezien het hoofdkwartier van de NSB in Utrecht gevestigd was en haar leider A. Mussert er woonde was contact onvermijdelijk. Om alles nog irritanter te maken beval hoofdcommissaris Schuitemaker dat Mussert en diens vrouw militair moesten worden gegroet. De betreffende order werd op alle bureaus opgehangen. Vermoedelijk was het Kolf die op een van die orders schreef dat ook het hondje Mussert en de 'witte hit', de dienstmeid, militair gegroet dienden te worden. Een onderzoek naar de dader van dit misdrijf liep op niets uit.

In juni 1942 werd Joops vriend en collega Eijnthoven ontslagen vanwege  wat een 'deutschfeindliche' houding werd genoemd. Voor Joop was dit de aanleiding om zelf ook ontslag te nemen bij de Utrechtse gemeentepolitie. Hij keerde terug naar de Hoeksche Waard om daar in de landbouw te gaan werken. Het is via zijn achtergrond als landarbeider dat hij bij de Crisis Controledienst (CCD) terechtkwam. Deze dienst was van essentieel belang voor de voedselvoorziening in het bezette Nederland. Het is hier dat Kolfs introductie bij het verzet begon. Vanwege zijn baan was hij voor het verzet van belang omdat hij voedsel kon verdonkeremanen en ter beschikking stellen van het verzet dat er weer onderduikers mee bevoorraadde.

In 1943 kregen de Duitsers steeds meer gebrek aan arbeiders en voor de oorlogsinspanning was dat natuurlijk funest. Buitenlandse arbeiders moesten dat tekort aanvullen. Ook Nederlanders moesten nu gedwongen in Duitsland gaan werken, weigeraars werden gestraft. Ook Joop kwam in het vizier van de 'Arbeitseinsatz' maar hij was vastbesloten zich niet te melden. Toen de Duitsers in april 1943 ook nog besloten alle Nederlandse soldaten in krijgsgevangenschap te voeren was de maat bij hem vol. Hij besloot onder te duiken.

Een onderduikadres werd ver van de Hoeksche Waard in het Friese Bergum gevonden. Het was hier dat Jo Kolf steeds meer opschoof in de richting van het actieve verzet tegen de Duitse bezetter. Zijn militaire training als oud-politietroeper kwam het gewapende verzet goed van pas. In december 1944 zaten verschillende verzetsmensen opgesloten in de gevangenis in Leeuwarden en hun lot was uiterst onzeker. Het verzet besloot een poging te wagen deze personen te bevrijden en een vernuftig plan werd bedacht. Jo Kolf zou actief meedoen aan het huzarenstukje dat bekend is geworden als 'De overval'. Onder de schuilnaam 'Jodocus' wisten Kolf en zijn medestrijders de gevangenen in veiligheid te brengen zonder dat er slachtoffers vielen. Van dit feit werd na de oorlog een speelfilm gemaakt.

Helaas was deze beroemde verzetsdaad de laatste actie die Kolf tot een goed einde wist te brengen. Op 29 januari verbleef hij op een onderduikadres in Leeuwarden. Daar werd gebeld door twee politiemannen waaronder de Nederlandse medewerker van de Sicherheitsdienst (SD) Jan Meekhof. Beiden waren op zoek naar een illegale radio maar troffen Kolf in de woning aan. Meekhof gaf Kolf, die valse papieren had laten zien, te kennen dat hij mee moest. Kolf verzocht nog even een jas en klompen te mogen pakken. Hij liep naar een bijkeuken op de voet gevolgd door Meekhof. Plots nam Kolf de benen achternagezeten door Meekhof die verschillende schoten op hem loste. De vluchtende Kolf besloot toen de confrontatie aan te gaan en trok zijn FN-pistool. Het wapen weigerde echter waarop Meekhof verschillende schoten afvuurde en hem trof. In de borst getroffen viel Kolf zwaargewond in een tuintje. Op weg naar het ziekenhuis bezweek Joop Kolf aan zijn verwondingen en werd tijdelijk in Leeuwarden begraven. Hij was de enige van de groep die de gevangenis overviel die de oorlog niet zou overleven.

Jos Smeets

Bronnen:

  • Bert en Ruud in 't Veld, Johannes Kolf. De verzetsstrijder 'Jodocus', Klaaswaal 2006.
  • Arnold vernooij, Grenzen aan gehoorzaamheid. Houding en gedrag van de Utrechtse politie tijdens de Duitse bezetting, Utrecht 1985.
  • Koen Aartsma en Bert Huizing, De zwarte politie 1940-1945, Weesp 1986.