Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

Cornelis Bennema 1898 - 1945

Cornelis Bennema was niet de eerste in zijn familie die zijn heil zocht buiten de landsgrenzen en naar Indië vertrok. Hij werd in IJsselmonde geboren in 1898, als tweede zoon van een baggeraar, die vaak op zee was, maar nooit genoeg geld inbracht. Bittere armoede trof het gezin toen vader Bennema overleed. Cornelis’ oudere broer Gerrit greep zo snel hij kon de kans om deze wereld achter zich te laten door bij de marine in Surabaya te gaan werken. Hij stuurde af en toe geld naar huis, maar ook brieven waarin hij het aantrekkelijke leven in de tropen beschreef.

Er was geen geld voor een opleiding voor Cornelis en het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog maakte er het vinden van een baan er niet gemakkelijker op. Uitkomst bracht het Binnenlands Bestuur in Batavia dat na de Eerste Wereldoorlog veel jonge ambtenaren zocht. Een kleine Europese bovenlaag van ongeveer 200.000 mensen - merendeels Nederlanders - beheerste de hele archipel bewoond door 60 miljoen inlanders. De bureaucratie van het koloniaal regime in Nederlands-Indië breidde zich snel uit en ook het Nederland-Indische politieapparaat werd gereorganiseerd. Doel was het te transformeren tot een professionele kwalitatief hoogstaand apparaat dat rust en orde bracht in de hele archipel. Het was georganiseerd als een piramide. Een kleine witte top bestaande uit ongeveer 1.500 inspecteurs en commandanten. Deze zouden leunen op een corps van ongeveer 54.000 Indonesische manschappen. Die laatsten leefden met hun gezinnen in kazernes onder het toeziend oog van de Nederlandse inspecteurs. De Nederlanders woonden met hun gezinnen in villa’s die eveneens op het kazerneterrein gevestigd waren.
Batavia betaalde alle kosten van de kersverse ambtenaren voor Indië: overtocht, scholing en verblijf. Cornelis Bennema, serieus, gelovig en zeer gedisciplineerd, passeerde de selectie en vertrok in 1918. Cornelis’ opleiding besloeg een jaar aan de eerste politieschool in Nederlands-Indië die in 1914 in Batavia was opgericht. Hij kreeg les in volkenkunde, Maleis en Javaans, Nederlands staats- en strafrecht, speciale politietaken zoals het opmaken van processen verbaal en opsporingstechnieken. Fysieke training maakte ook een belangrijk deel van de lessen uit, daaronder viel ook het omgaan met wapens, zoals sabels, karabijnen en revolvers.

Midden in een roerige periode arriveerde Cornelis op zijn post in Surabaya als inspecteur van politie, tweede klasse. Surabaya behoorde, samen met Semarang en Batavia, tot de drie snelst groeiende steden op Java die extra versterking kregen bij de jongste politiereorganisatie. De multiculturele stad telde 200.000 inwoners, van wie een deel werkzaam was rond de pas aangelegde haven. Er waren veel rellen en de in 1914 opgerichte islamitische nationalistische partij Sarekat Islam, wilde zelfbestuur voor Indonesië. Het moederland stond dit niet toe en de revolutie werd neergeslagen. De opstand maakte zo’n indruk op de kersverse inspecteur, dat hij de rest van zijn leven fel gekant was tegen het Indonesisch nationalisme.
Zijn volgende post was als opziener eerste klasse in Surakarta. In 1926 en 1927 culmineerden de protesten op Java en Sumatra in - vooral - communistische stakingen. Opstandelingen deden zelfs een couppoging. Cornelis ervoer het als een persoonlijke aanval, want een Nederlandse beambte in Bandung werd gelyncht en acht Indonesische agenten kwamen om. De Nederlanders hielden zich met grote moeite staande tegen de rebellen.

Een rustiger plaatsing naar het op Sumatra gelegen Tarutung zou in 1929 volgen. Er werd een nieuw kazerneterrein aangelegd en Cornelis wachtte op zijn nieuwe huis. Hij mocht in 1928 ook voor het eerst op verlof, dat vond eens in de 7 à 8 jaar plaats. Negen maanden zou hij wegblijven. Hij had zichzelf de opdracht gegeven om tijdens zijn verblijf in Nederland uit te zien naar een geschikte echtgenote. Een Indonesische vrouw was geen thema want dat verboden de toenmalige koloniale conventies. Op het nippertje vond hij haar, een onberispelijke gereformeerde Friezin, uit een onderwijzersgezin, Aafke Strikwerda. Ze trouwden meteen, keerden samen terug en vestigden zich in het nieuwe huis.
Cornelis gaf nu leiding aan een corps van twintig agenten. Het waren rustige jaren op het platteland, waar hij aan de zogeheten veldpolitie was toegevoegd. Zijn territorium besloeg honderden vierkante kilometers. Zijn hoofdtaken waren het beheer van de verkeerpolitie en het opsporen van strafbare feiten. Zijn functie vergde veel administratie zodat het er lange tijd niet van kwam om met zijn mannen mee op patrouille te gaan.

Zijn huwelijk, dat zeer gelukkig was maar slechts relatief kort zou duren, werd bekroond met een zoon, Pieter. Twee jaar na de geboorte verhuisde het gezin in 1934 naar Cornelis’ laatste post. Dit was Kalasan bij Djokjakarta waar hij de rang van hoofdinspecteur kreeg. Hier voerde hij het bevel over veertig agenten. Ook deze post was vergeleken met de grote steden rustig, Cornelis kreeg vooral te maken met ruzies van Indonesiërs, sabotage (in brand steken van suikerriet, de Indonesiërs verbouwden liever rijst) en diefstal. Wel beklaagde hij zich met de andere inspecteurs in het vakbondsblad De Politie over het enorme terrein dat ieder van hen onmogelijk kon bewaken.

De bezetting door de Japanners begin 1942 maakte zowel een eind aan het weelderige leven van het gezin, als aan het politiecorps, dat implodeerde nadat het gemilitariseerd was. Cornelis moest nog twee maanden de orde handhaven onder Japanse bestuur (opdracht van het Binnenlands Bestuur) en kreeg een pet met een rode bol. In april werd hij gearresteerd en met alle andere ambtenaren geïnterneerd. Cornelis’ gezin werd gescheiden van de vader in Ambarawa vastgehouden. Verhuizing naar diverse kampen en ontberingen volgden. Na de bevrijding belandde hij in een ziekenhuis in Batavia waar hij moest aansterken van de gevolgen van ondervoeding. Tot hun wederzijds geluk vonden hij en zijn gezin elkaar terug. Helaas was hen vrijwel geen gemeenschappelijke tijd meer gegund aangezien Cornelis plotseling overleed. Zijn laatste rustplaats bevindt zich op het Nederlandse ereveld Menteng Pulo bij Jakarta.

Tineke Bennema

Bronnen:

  • Tineke Bennema - Een Nederlandse politie-inspecteur verindischt nooit. Uitgeverij Aspekt 2015
  • Marieke Bloembergen – De geschiedenis van de Nederland-Indische politie. Uitgeverij Boom
  • Archieven: ANRI Jakarta
  • Koninklijke Bibliotheek Den Haag
  • Universiteits Bibliotheek Leiden (bondsblad De Politie)
Cornelis Bennema