Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

Geen spoor te verliezen: opsporing verbeteren met effectiever sporenonderzoek

Plaatsingsdatum:  

Laatste update: 3-3-2023 15:05

​​​​​Soms zijn vingerafdrukken of DNA op een plaats delict terechtgekomen door een misdrijf. Soms gebeurt dat door onschuldige handelingen of speelt toeval een rol. Kun je sporen van een misdrijf onderscheiden van sporen van dagelijkse handelingen? Naast deze grote vraag, gaan onderzoekers van de Politieacademie en Hogeschool van Amsterdam onderzoeken hoe sporen het beste kunnen worden veiliggesteld om alle informatie te behouden. In samenwerking met de strafrechtketen, waaronder de politie, het Openbaar Ministerie en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), start dit internationale onderzoek om het zoeken, verpakken, transporteren en interpreteren van sporen te verbeteren.

In het nieuwe vierjarige project 'Geen Spoor te Verliezen' van de Politieacademie en Hogeschool van Amsterdam gaan onderzoekers aan de slag met een aantal grote vraagstukken in forensisch onderzoek.

Een spoor door een misdrijf of is er een andere verklaring voor?

Op een plaats delict zijn vaak tal van sporen te vinden, zoals DNA en vingerafdrukken. Maar hoe zijn deze sporen daar gekomen? Zijn ze het gevolg van een misdrijf dat daar is gepleegd (delictgerelateerd) of kunnen ze er ook op een andere manier en een ander moment zijn ontstaan? Door nieuwe technieken zijn forensisch onderzoekers steeds beter in het analyseren en interpreteren van kleine sporen. Dat biedt voordelen bij het opsporen van mogelijke daders, maar er worden daardoor ook veel sporen gevonden van mensen en activiteiten die niets met het misdrijf te maken hebben.

Om die grote hoeveelheid sporen beter te kunnen begrijpen, bestuderen de onderzoekers welke sporen waar terecht komen bij verschillende soorten activiteiten. “Door misdrijfscenario's en dagelijkse handelingen na te laten spelen in praktijkhuizen van de Politieacademie bekijken we welke DNA-sporen of vingerafdrukken bij welke handelingen op welke plekken achterblijven. Dit bekijken we ook in echte woningen. Waar bevinden zich de delictgerelateerde sporen, en waar de achtergrondsporen van bewoners en bezoekers? En hoeveel sporen vind je van mensen die daar niet geweest zijn, maar door toevallige aanraking in bijvoorbeeld de trein zijn overgedragen? We willen weten hoe groot de kans is dat een spoor 'achtergrondruis' is of een delictgerelateerd spoor", vertelt Christianne de Poot, lector Forensisch Onderzoek aan de Politieacademie en Hogeschool van Amsterdam.

Er zijn vaak verschillende verklaringen  voor sporen op een plaats delict. Verdachten geven dan ook regelmatig een alternatieve verklaring  voor de aanwezigheid van hun sporen op een plaats delict. Kan die verklaring kloppen? En hoe waarschijnlijk is het dat die verklaring waar is? De Poot: “Om dat te kunnen toetsen moet je weten of je onderscheid kan maken tussen delictgerelateerde sporen en andere sporen. Kennis daarover helpt niet alleen bij het toetsen van scenario's tijdens de bewijsvoering; het helpt ook bij  het zoeken naar relevante sporen op de plaats delict."

Verpakken en vervoeren van objecten met sporen

De andere grote vraag in de opsporing gaat over het veiligstellen van sporen. In een internationaal vergelijkend onderzoek bekijken de onderzoekers wat de beste procedure is voor het verpakken en vervoeren van objecten waarop sporen zitten, zogenaamde sporendragers. De Poot legt uit: “Als er een sporendrager wordt gevonden op een plaats delict, moet je die op een integere manier behandelen. Zeker als daaruit informatie over activiteiten worden afgeleid. Dan is de precieze plek waar het spoor is achterlaten belangrijk en moet die informatie behouden blijven. Kan het sporenbeeld door de huidige manier van verpakken en vervoeren verstoord raken? En raken we daardoor misschien belangrijke sporeninformatie kwijt? Met observaties in de praktijk, vergelijking tussen eenheden, en met procedures die in het buitenland worden gehanteerd, gaan we onderzoeken hoe de sporendragers het beste verpakt en vervoerd kunnen worden om alle sporeninformatie te kunnen behouden."

“Waar we ook benieuwd naar zijn is of het beter is om de bemonstering al op de plaats delict te doen, in plaats van items te verpakken en vervoeren. En dan later te bemonsteren en analyseren in het lab. Die laatst genoemde procedure lijkt nu ingegeven door tijdsdruk. Niet verplaatsbare goederen, zoals een bank, worden wel op de plaats delict bemonsterd, maar kleinere items worden over het algemeen meegenomen en bemonsterd in het lab", licht De Poot toe. Er is een kans dat directe bemonstering bij bepaalde objecten tot betere resultaten leidt, omdat er dan minder materiaal en minder informatie tijdens het verpakken en vervoeren verloren gaat.  

Samenwerking

Bij dit onderzoek is de gehele strafrechtketen betrokken: de politie, het OM, de rechterlijke macht  en er is een intensieve samenwerking met het NFI dat veel van het DNA-onderzoek voor de experimenten zal doen. De Poot: “Tijdens het onderzoek zullen we conclusies direct al delen met de praktijk en met het onderwijs. Daarnaast werken we ook internationaal samen met onder andere de Universiteit van Lausanne en de Victoria Police Department, omdat zij veel expertise hebben op dit gebied." Ook de advocatuur is betrokken bij het onderzoek. “We denken dat advocaten relevante vragen kunnen stellen. In hun verdediging dragen zij vaak alternatieve verklaringen aan voor de aanwezigheid van sporen van een verdachte op een sporendrager of op een plaats delict. Het is belangrijk om die verklaringen te kunnen toetsen", besluit De Poot.​

​​Meer informatie

Trefwoorden