Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

Drones als innovatief middel bij opsporing van drugslaboratoria

Plaatsingsdatum: 24-9-2021 09:10

Laatste update: 24-9-2021 09:29

Drugslaboratoria opsporen met de inzet van drones. De techniek daarvoor is inmiddels in een vergevorderd stadium. ''Hiermee kunnen we hopelijk nóg beter een vuist maken tegen dit soort vormen van criminaliteit'', zegt Jaap Knotter, lector technische en specialistische opsporing aan de Politieacademie.  


''We hebben binnen de onderzoeksgroep als missie dat we met technologieontwikkeling de opsporing willen verbeteren'', vertelt Knotter. ''We hebben daarin vier onderzoekslijnen en drones zijn onderdeel van de roboticalijn, ook wel CrimeBots genoemd. Drones moeten niet alleen vliegen, maar ook informatie verzamelen die wij relevant vinden. Dat is meer dan alleen beeld via een camera; we willen met die drones mee kunnen ruiken, mee kunnen snuffelen. En dat wat we vinden, gekwantificeerd kunnen krijgen. We hebben natuurlijk al honden die kunnen ruiken, maar zij kunnen niet aangeven wat het precies is dat ze ruiken. En ik kan op een hond geen database aansluiten. Met robotica kan dat wel. Als je met databases en algoritmes kan gaan werken, zodat je de informatie ter plekke ook kan gaan duiden en interpreteren, dan wordt het interessant.''

Brandweer 

Een van de eerste opdrachten voor de ontwikkeling en toepassing van drones kwam van de brandweer Twente. ''Als zij bij een grote brand komen, dan moeten er vanaf de grond metingen worden gedaan of er gevaarlijke stoffen zijn vrijgekomen. Terwijl we allemaal weten, dat wanneer er een grote brand is, de rookpluim omhoog wordt gestuwd en de rookdeeltjes kilometers verder weer neerdalen. Ideaal zou natuurlijk zijn, dat je de metingen al in die rookpluim kan doen. Tot voor kort was dat niet mogelijk, want niemand gaat met zijn ladderwagen middenin die giftige dampen staan. Met een drone is dat wel mogelijk. De eerste opdracht was dus ook om met een drone in zo’n rookpluim real time metingen te gaan doen.'' 

Elektronische neus 

De brandweer was zodoende de eerste opdrachtgever voor Knotter, terwijl hij als lector verbonden was aan de Politieacademie en Hogeschool Saxion. ''Het mooie was dat we echt aan het pionieren waren. We hebben met elkaar een elektronische neus (e-nose) ontwikkeld en deze, op de juiste plek, onder een drone bevestigd. We hadden een top twintig samengesteld van de meeste toxische stoffen die vrij kunnen komen bij een brand. De neus was uitgerust met sensoren die deze stoffen konden meten en we hebben er daarnaast voor gezorgd dat de drone gelijk monsters kon nemen, om te kunnen bewijzen dat die stoffen er ook echt in zaten. Die monsters konden daarna in een geaccrediteerde omgeving geanalyseerd worden, zodat er ook bevestiging was. Dat was het eerste project en het werkte fantastisch.''


Chemicaliën in gierkelder 

Al snel ontstond het idee dat het sensorpakket op de drone meer zou moeten kunnen dan alleen stoffen bij branden meten. Knotter: ''Want die sensoren kunnen in principe álle vluchtige stoffen detecteren. Zouden we die dan ook kunnen gebruiken bij grote ongevallen, waarbij ook allerlei gevaarlijke stoffen vrij kunnen komen? Dat is voor de veiligheid tijdens de afhandeling meer dan handig. Of, nog een stapje moeilijker, zouden ze ook drugsdumpingen kunnen detecteren? Toen we hiermee aan het experimenteren waren, werden we door de Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) gevraagd om te helpen bij de dumping van allerlei chemicaliën in een gierkelder van een boerenbedrijf. Een gierkelder is van zichzelf al behoorlijk toxisch. Door de toegevoegde chemicaliën was er zó’n toxisch mengel ontstaan, dat de collega’s van de NVWA en de omgevingsdienst die ter plaatse monsters moesten nemen, in de buurt van die kelder onwel werden. Zij konden er fysiek niet bij komen om de monsters te nemen, zó toxisch was het. De drone was er helemaal niet voor getest, maar we hebben toch gevlogen om te kijken of de sensoren het konden meten. We hebben gevlogen, we hebben monsters genomen, die ter plekke geanalyseerd en zo bevestigd wat er in zat. Dat kon real time worden gedaan zonder dat iemand er gevaar bij liep. We zijn uiteindelijk nog een stapje verder gegaan, want de boer had de mest inmiddels uitgereden over zijn land. Deze locatie bevond zich in een waterwingebied van de Randstad. Er moest dus ook gekeken worden naar in hoeverre het al verspreid was en in hoeverre het water of de voedselketen al was aangetast. We hebben de drone daar met andere ‘remote sensing’ technieken laten vliegen, zoals een GPR en een hyper spectrale camera, waarmee we ook nog in kaart konden brengen wat de risico’s waren. Dat was geweldig natuurlijk. Een hartstikke mooi succes.''

Uniek chemisch profiel 

''Vanuit dat succes zijn we gevraagd bij verschillende andere gevallen van dumpingen'', vervolgt Knotter. ''En werd daarna de vraag gesteld: kunnen jullie dit niet alleen bij dumpingen doen, maar ook bij locaties waar drugs worden geproduceerd? Alle stoffen die bij de productie van drugs worden gebruikt, produceren vluchtige stoffen met een uniek chemisch profiel, een zogenoemde chemical fingerprint. In samenwerking met de Universiteit Wageningen, de NVWA en collega’s van de verschillende politieonderdelen, wordt het concept van fingerprinting, in combinatie met de ontwikkelde e-nose, verder uitgewerkt en worden deze unieke profielen opgeslagen in een - nog te ontwikkelen - database. Op de Politieacademie wordt de database nu opgebouwd. Deze bestaat uit unieke geurprofielen in de meest ideale omstandigheid, een nulmeting in een laboratoriumsetting. Vervolgens gaan we er allerlei verschillende variabelen die je in de operationele praktijk tegenkomt aan toevoegen: wind, regen, snelheid, andere stoffen die in de lucht zitten, et cetera. Daar zijn we nu volop mee bezig.''

Vraagstukken 

De ambitie om drones te gebruiken in de opsporing biedt legio kansen, maar roept ook vragen op. ''Wat is de juridische grond om een drone in te zetten, wat zijn de bevoegdheden, wat is de ideale vluchtroute. Maar ook: hoe is het met de verzekering geregeld als het mis gaat?'', somt Knotter als voorbeelden op. ''We kunnen dus niet volstaan met alleen het ontwikkelen van techniek, we moeten ook nadenken over de daadwerkelijke toepassing. Wat is er allemaal voor nodig om de nieuw ontwikkelde techniek, daadwerkelijk geïmplementeerd te krijgen. Dit laatste kun je niet alleen, daarvoor heb je je partners nodig. Zo hebben we een soort kerngroep/stuurgroep in het leven geroepen, waarin wetenschappers (zoals techneuten en juristen), opdrachtgevers (waaronder Openbaar Ministerie, gemeente, veiligheidsregio) en eindgebruikers participeren. Het Openbaar Ministerie ambieert deze innovatie, maar ze willen het ook heel graag kunnen gebruiken in de juridische vervolgstappen die zij moeten nemen. Vanuit het OM gezien is het wenselijk dat we dan ook meteen nadenken over het handelingsprotocol en het juridisch kader plus bevoegdheden. Want het is niet alleen de techniekontwikkeling, het is ook de ‘inbedding in’. Hoe hoog moeten we vliegen, met welke snelheid, welke informatie halen we op, hoe moeten we die duiden, hoe moeten we dat vertalen in een proces-verbaal? Dat ontbreekt nog, omdat niemand deze techniek kent. Tot slot moeten er ook mensen worden getraind, om handelingsbekwaam te worden en ervaring op te doen met de nieuwe techniek. Daar komt de combinatie Saxion en de Politieacademie goed tot zijn recht.''

Generale repetitie 

Om de eerstvolgende stap te zetten hoopt Knotter dit najaar samen met het werkveld een oefening te organiseren op de Twente Safety Campus. ''Daar is een omgeving gecreëerd waar een drugslab wordt gesimuleerd. Tijdens de oefening willen we met alle betrokken actoren van begin tot eind de nieuw ontwikkelde techniek en de concept-procedures die we hebben ontwikkeld, gaan testen. Dat is het moment om de techniek en alle protocollen en procedures samen te brengen en te ervaren: werkt het zo? Een generale repetitie, vanaf de prille melding tot en met het naar de rechter brengen van de bewijsvoering. Op basis daarvan kunnen we de procedures doorontwikkelen en vertalen naar korte trainingen, zodat de collega’s die het in de praktijk gaan brengen, ervaring op kunnen doen.'' Dit laatste staat centraal in een nieuw op te zetten project.

Kansrijk prototype 

Mocht de oefening de gewenste resultaten opleveren, dan is er weer een belangrijke horde genomen op weg naar daadwerkelijke implementatie. ''Voordat het daadwerkelijk in de praktijk kan worden gebracht, gaat er nog wel heel wat water door de rivieren. Er is extra geld nodig voor de doorontwikkeling, afstemming met de verschillende stakeholders, verschillende portefeuillehouders moeten ervan op de hoogte zijn, enzovoort. Innoveren is ook een lange adem hebben. Er worden ook nog steeds wensen toegevoegd aan het concept, maar qua techniek zouden we dit product tussen nu en een paar maanden op de markt kunnen zetten. De vraag is alleen in welke vorm en hoedanigheid. Daarvoor dient een business case ontwikkeld te worden. We zijn aan het kijken of een startup bedrijf, gelieerd aan de onderzoeksgroep, hier een rol in kan vervullen. Zo kan onderzoek, onderwijs en ondernemerschap samenkomen. Het is zaak eerst een zo kansrijk mogelijk prototype te ontwikkelen. Daar zijn we nu volop mee bezig.''

Trefwoorden