Lintopdrachten overslaan
Verdergaan naar hoofdinhoud

De kenniswerker in niemandsland

Plaatsingsdatum: 20-9-2021 09:28

Laatste update: 24-9-2021 11:39

Hoger opgeleide professionals (niveau 6 en 7 aan de Politieacademie) worden gevraagd kennis en vernieuwing toe te voegen aan de politie, maar worstelen met hun positie in de organisatie. Tussen de botsende hokjes van werkvloer en leidinggevende in, belanden ze in een soort niemandsland. In zijn proefschrift ‘Tussen de linies’ benoemt Teun Meurs, onderzoeker en docent aan de Politieacademie, de spanningen waar deze zogenoemde kenniswerkers mee te maken hebben en beschrijft hij een aantal handelingsperspectieven om hun positie te verbeteren. 

Om antwoord te kunnen geven op de complexe vraagstukken in de samenleving, wil de politie zich meer ontwikkelen tot een ‘kennisintensieve’ organisatie. Deze ontwikkeling blijkt uit de nadruk op de doorwerking van kennis uit onderzoek en het werven en scholen van hoogopgeleide agenten, bestemd voor functies zoals operationeel specialist en operationeel expert wijkagent. ''Als je het hebt over hoger opgeleiden, heb je het automatisch ook over lager opgeleiden en dat voelt niet goed'', verduidelijkt Meurs. ''Het gaat in mijn onderzoek niet om opleidingsniveau, maar om een ander type professional. Niet praktisch geschoold, maar theoretisch geschoold. Op basis daarvan worden zij verondersteld om kennis te brengen, kennis toe te voegen aan de politie. Ik spreek daarom liever over kenniswerkers.''


Belofte

Het inpassen van deze kenniswerkers in de politiepraktijk verloopt niet altijd even soepel, blijkt uit het proefschrift, waarvoor Meurs de ervaringen onderzocht van kenniswerkers in het politieonderwijs en bij de eenheden. ''Ze worden binnengehaald met de belofte dat ze hun expertise en via onderwijs opgedane kennis kunnen toevoegen aan de politie. Wees daarbij vooral creatief, denk out of the box, kleur eens buiten de lijntjes. Tegelijkertijd is de organisatie – en dat geldt niet alleen voor de politie – best dominant met allerlei geschreven en ongeschreven regels, mores, indelingen en hokjes, waartoe je je moet verhouden. Ze moeten dus tussen de linies opereren en dat is best ingewikkeld. Ze worden bijvoorbeeld geacht om veel samen te werken met partners. Maar als ze dat teveel doen, dan worden ze onzichtbaar voor de eigen organisatie. Dan zeggen collega’s: wat doe jij nou eigenlijk de hele dag?  En ook binnen is het wat onduidelijk. Ben je nou van de werkvloer, of ben je onze baas? Geen van beide dus. In het voetbal heb je ook spelers die tussen de linies moeten opereren. Dat is best wel lastig, want je hoort dan eigenlijk nergens bij en kan zomaar verloren raken in een soort niemandsland.''

Identiteit

Zo ontstaan er kwesties op het gebied van identiteit. Meurs: ''Ze zijn politiemensen, maar er wordt tegelijkertijd gezegd dat ze een ander soort politie zijn. Je hebt natuurlijk het welbekende adagium van ‘broeken verslijten’: je moet eerst een aantal jaren ervaring op straat hebben voordat je weet wat politiewerk echt is. Dat is niet alleen hoe er in de organisatie, maar ook hoe er in de literatuur over politieprofessionaliteit wordt gesproken. Het is geen kennisgestuurd beroep, maar veel meer vanuit vakmanschap, professionele intuïtie en ervaringsdeskundigheid. Zo is het heel lang gegaan. Terwijl kenniswerkers een andere manier belichamen om politieagent of rechercheur te worden. Het zijn politiemensen die uitvoerend politiewerk moeten doen, maar dan met bepaalde specialismen, met meer kennis en theorie (door vooropleiding of een opleiding aan de Politieacademie) in functies met een relatief hoge rang. Dat gaat niet vanzelf, blijkt uit mijn onderzoek. Waar kenniswerkers vooraf worden verondersteld heel creatief en kennisgestuurd te werken aan ingewikkelde vraagstukken in de buitenwereld, ook met andere organisaties, daar zijn ze eigenlijk heel druk met het dealen met een aantal spanningen die het gevolg zijn van hun onduidelijke positie.''

Spanningen

Een van de uitkomsten van het proefschrift van Meurs, is de beschrijving van een drietal spanningen waar deze kenniswerkers mee te maken hebben. ''De eerste is: hoe profileer ik me als professional, wie ben ik, waar ben ik van. Als wijkagent is dat makkelijk: ik ben van die wijk. Als je operationeel specialist A bent, wat ben je dan? Er is wel een functieomschrijving, maar die is heel vaag, met bijvoorbeeld 'ondersteunen' en 'faciliteren'. Je hebt heel weinig houvast. De tweede is: hoe creëer ik een zichtbare meerwaarde? Ze zitten niet 'die hard' in één praktijk waar ze boeven vangen. Ze participeren in samenwerkingen, ze doen heel veel aan voorbereiding, maar dat kan je moeilijk zichtbaar maken. Terwijl er vanuit de oude politieprofessionaliteit wel output wordt verwacht. Heel veel participanten geven aan dat ze het heel moeilijk vinden om aan te geven wat ze doen en wat dat oplevert. Wat heb ik gedaan en heeft dat dan wel nut? Dat soort twijfels komen veel voor. En waar hoor ik nou thuis? Ze hebben een hybride professionaliteit: deze mensen zijn een hybride tussen een leidinggevende en de werkvloer. Ze zitten daar ergens in dat niemandsland. De derde spanning is: hoe creëer ik nieuwe werkverhoudingen? De relatie tussen werkvloer en manager is vrij duidelijk. Maar omdat zij daar tussenin zitten, moeten zij zich zowel opnieuw verhouden tot de werkvloer, als tot de leidinggevende, als tot elkaar, dus tot de mede operationeel specialisten en andere organisaties. Dat allemaal helder krijgen, kost veel tijd en moeite.''

Ingewikkeldheid onderkennen

Het is belangrijk dat leidinggevenden die spanning en die ingewikkeldheid onderkennen, stelt Meurs. ''Omdat een operationeel specialist A niet zo’n afgebakend pakket aan vanzelfsprekende werkzaamheden heeft, wil hij zich vastklampen aan iets. Als een leidinggevende denkt: ik moet nog een portefeuillehouder persoonsgerichte aanpak hebben, of ondermijning ergens beleggen, dan denkt zo’n hybride professional, hier kan ik me op profileren: kom maar met die portefeuilles. Op een gegeven moment hebben ze zo drie, vier of vijf portefeuilles verzameld en zitten ze constant in werkoverleg, om er uiteindelijk achter te komen dat het ze niet per se de houvast geeft, maar vooral heel veel werk. Heb je dan de specialistische positie tussen de linies die je wilt en ben je geen portefeuilleverzamelaar geworden? Dat zie je heel vaak gebeuren.''

Handelingsrepertoire

Het dealen met spanningen lijkt hun werkelijke werk in de weg te staan, maar eigenlijk moeten ze leren dat het dealen met die spanningen hun werk ís, weet Meurs. ''Die spanningen komen voort uit botsende logica’s, zoals ze dat in de bestuurskundige literatuur noemen. En die kom je ook tegen bij de aanpak van ingewikkelde vraagstukken samen met andere partijen. Als kenniswerkers die logica’s gaan herkennen en erop in leren spelen, dan krijg je ook een aanpak die klopt.'' Meurs beschrijft in zijn proefschrift een handelingsrepertoire dat bestaat uit een aantal stappen. ''De aanname is dat je als kenniswerker kennis moet toevoegen, maar uit mijn onderzoek blijkt dat je eigenlijk eerst alle bestaande kennis moet ophalen. Dat is een heel slimme stap, want dan ben je niet de wijsneus die komt vertellen hoe het moet. Dat gedeelte van kenniswerk noem ik doorleven. Gewoon meewerken met mensen uit de praktijk, zodat je de professionele intuïtie, die ervaringsdeskundigheid aan het werk ziet. En dat je op die manier feeling krijgt voor het vak. Dat is heel gunstig, want dan creëer je ook gezamenlijkheid. Je toont interesse, nieuwsgierigheid, maar brengt nog even niets. De tweede stap is verkennen. Dat houdt in dat je ook de perspectieven van andere partners erbij gaat betrekken. Mijn onderzoek laat zien dat als je investeert in relaties, een voedingsbodem en draagvlak, een gezamenlijke interesse in een vraagstuk, dat dat zich heel erg uitbetaalt. Dan vinden die andere perspectieven ook veel meer grond. De laatste stap is de moeilijkste, die heb ik demonstreren genoemd. Bij samenwerken met meerdere partijen aan ingewikkelde problemen zijn de bestaande processen eigenlijk per definitie niet afdoende. Je zult daar op de een of andere manier tegenin moeten gaan. Dat is lastig en vereist ook lef. Ik noem dat demonstreren omdat je aan ene kant demonstreert tegen iets en tegelijk ook voordoet. Dat je aantoont dat een andere werkwijze helpt en werkt. Pas dan kun je verandering teweegbrengen.''

Meurs werkt al lange tijd in zowel onderzoek als in onderwijs en is dus zeker geen buitenstaander met een losstaand onderzoek. ''Ik geef al heel lang een vak in de bacheloropleiding waarin ik studenten probeer bewust maken van deze spanningen. Met dit onderzoek heb ik vanuit het onderwijs proberen te interveniëren in de praktijk van kenniswerkers en met hen duiding gegeven aan wat daar gebeurt. Vanaf de start van het onderzoeksproces heb ik dus al invulling proberen te geven aan de doorwerking van het onderzoek naar onderwijs en praktijk. Ook ben ik al langere tijd bezig met Team Onderwijs om de resultaten te vertalen naar verbetering van het onderwijsaanbod. Dus, hoewel het proefschrift nog niet uit is, kan het eigenlijk al niet meer in een la belanden.''
 
Teun Meurs promoveert Op 24 september aan de Universiteit Utrecht op zijn proefschrift ‘Tussen de linies’.

Trefwoorden